’t Hooge Nest, een
Joodse verzetsgeschiedenis |
|
Naar Homepage Naar Archief Naar Weblog Naar Preekarchief |
Dat
verhaal over hun leven was
indrukwekkend. Eberhard Rebling, een Duitse communistische musicoloog,
was voor
de Nazi’s naar Nederland gevlucht. Een oproep voor het Duitse leger had
hij
naast zich neergelegd. Ik herinnerde me vaag iets van verzetsdaden,
maar vooral
dat Lientje Brilleslijper nadat ze opgepakt was in Westerbork bevriend
geraakt
was met de zusjes Margot en Anne Frank. Bijna tot het einde waren ze
bij hen
gebleven. Zij had de oorlog overleefd en was in 1952 met Eberhard naar
de DDR
gegaan. Hun Nederlandse nationaliteit waren deze
vervolgingsslachtoffers
hierdoor kwijt geraakt. Eberhard had in de DDR een carrière als
musicoloog
gehad en Lientje Brilleslijper als vertolker van Jiddische liedjes. Ik
kocht
onmiddellijk de mooie bundel Jiddische liederen ‘Es brennt, Brüder, es
brennt’
die zij met elkaar hadden samengesteld. De journaliste en romancier Roxane van Iperen (1976) stuitte op het verhaal van Lientje Brilleslijper en Eberhard Rebling toen zij met haar gezin de villa ’t Hooge Nest bij Naarden betrok. Midden in de Randstad is dat een sprookjesachtig huis, goed verstopt tussen de bomen en niet ver van de voormalige Zuiderzee. Het huis was vervallen en bij het opknappen van het huis ontdekte ze overal luiken, verstopplekken voor onderduikers, verzetskrantjes en bladmuziek. Roxane van Iperen verdiepte zich in de geschiedenis van haar huis en stuitte op een verbijsterende verzetsgeschiedenis. Van 1942 tot 1944 hadden Lientje Brilleslijper en haar zus Janny (1916-2003), hun twee mannen, hun ouders, hun broer, hun kinderen en nog een aantal anderen in dit huis ondergedoken gezeten. Het was geen klassieke onderduik bij mensen thuis, in een schuur of op een kerkzolder. Ze hadden het hele, kolossale huis gewoon gehuurd van twee keurige, niets vermoedende dames uit de Amsterdamse Apollolaan. Het was een onderduikadres waar muziek gemaakt werd, radio’s in elkaar geknutseld werden en de kinderen pootje baadden in het IJsselmeer. Het was ook een centrum van verzet. Zus Janny was voor de oorlog bij de hulp aan Spanjestrijders betrokken. Ze kende mensen als CPN-partijbestuurder Frits Reuter en overlegde gedurende de oorlog met hen over verzetswerk. Ze had geen J van Jood in haar persoonsbewijs staan en ging voortdurend op pad voor het verzet. Veel onderduikers en verzetsmensen vonden tijdelijk een plaats in ’t Hooge Nest. In
juli 1944 werd het huis overvallen
door
Nederlandse Jodenjagers. Door spectaculaire acties konden de kinderen
in
veiligheid worden gebracht en kon Eberhard Rebling ontsnappen. Janny en
Lien
werden naar Westerbork gebracht en gingen evenals de gezusters Frank
met het
laatste transport naar Auschwitz. Daar werden hun ouders en broer
vermoord. In
oktober 1944 werden de zusters Brilleslijper en de zusters Frank
overgebracht
naar Bergen-Belsen. Anne en Margot stierven daar. Hun dode lichamen
werden door
Janny en Lientje weggedragen en in een massagraf gelegd. Janny en
Lientje
overleefden ternauwernood en werden in april 1945 bevrijd. Roxane
van Iperen werd gegrepen door het
verhaal en heeft uitgebreid onderzoek gedaan in Nederland, Duitsland en
vooral
ook Israël. Ze kreeg de volledige medewerking van de kinderen van
Lientje
Brilleslijper en Janny. Het resulteerde in een prachtig boek over de
oorlogsjaren
in ’t Hooge nest, de aanloop tot de onderduik en de lotgevallen van de
Lientje
en Janny Brilleslijper tot aan de bevrijding. Het boek heeft het in
zich om een
pendant te worden van Het Achterhuis. Het is ook een verhaal over hoe
Joden
actief verzet boden. Roxane
van Iperen koos er voor om de
geschiedenis als faction te schrijven. Het verhaal wordt als een roman
verteld,
waarbij ze ook in de gedachten en gevoelens van de hoofdpersonen
kruipt. Het
boek leest daardoor als een literaire thriller. Het zorgde er bij mij
voor dat
ik intens meeleefde met de hoofdfiguren. Ik las het min of meer in een
adem
uit. Door deze vertelwijze heeft ze een groot publiek voor dit
bijzondere
verhaal weten te winnen. In Nederland wordt het boek uitstekend
verkocht en het
boek zal o.a. in Duitsland, de VS en Italië verschijnen. Een
enkele keer vond ik haar
beschrijvingen ongeloofwaardig. Zo weet ze precies te vertellen wat er
in Janny
omgaat als ze door het Amsterdamse Centraal Station loopt. Of ze laat
Janny
uitgebreid een valk observeren in de tuin van ’t Hooge Nest, die op
zijn beurt
ook weer naar een hoog nest vliegt. Daar gaat ze naar mijn smaak wel
erg met
haar hoofdpersonen aan de haal. Ook al kan het best zijn dat Janny dit
zo
beschreven heeft en meegemaakt heeft; de realiteit is soms
onwaarschijnlijker
en symbolischer dan een roman. Maar juist in de meest gevoelige delen –
de
stukken over Auschwitz en Bergen-Belsen – blijkt deze vertelwijze te
werken.
Daar balanceert ze voortreffelijke tussen een ingehouden en
geëngageerde
vertelwijze. Zelfs de staaltjes hogeschool-literaire techniek –
passages waarin
droom en realiteit in elkaar overvloeien – storen niet, maar geven het
verhaal
extra zeggingskracht. Het
boek volgt voor een belangrijk deel de
(niet-gepubliceerde) autobiografie van Janny. Janny was een felle en
flamboyante persoonlijkheid. Na de oorlog was ze o.a. actief in het
Auschwitz-comité. Ik denk dat die felheid Roxane van Iperen wel
aangesproken
heeft. Dat geeft het hele boek een felle, soms zelfs vitalistische
toon. Roxane
van Iperen eindigt het boek dan ook met een citaat uit het bekendste
lied van
de cabaretier Dirk Witte, de man die ’t Hooge Nest in de jaren twintig
liet
bouwen: “Mensch, durf te leven”. Dat was niet helemaal de toon van de
mensen
die ik in de jaren tachtig ontmoette. De woorden waarmee Roxane van
Iperen haar
dankwoord afsluit vind ik toepasselijker. Ze zijn iets innerlijker en
standvastiger. Ze citeert een spreuk die bij Albert Camus vandaan komt:
‘In het
midden van de winter ontdekte ik in mezelf een onoverwinnelijke zomer’. Coen Wessel Roxane van Iperen, ’t Hooge Nest, Amsterdam 2018. € 21,99Verschenen in: In de Waagschaal, 48/2, 9 februari 2019 |