Sociaal
zingen |
|
Naar Homepage Naar Weblog Naar Archief |
Begin
jaren negentig ging ik op zoek naar andersoortige kerkmuziek. De
directe
aanleiding was dat veel van mijn gemeenteleden de liederen uit het
liedboek
niet mooi vonden. Ik was enthousiast over de bijbelse teksten van
Barnard en de
doordachte melodieën van Mehrtens, maar mijn gemeenteleden absoluut
niet. Voor
hen waren deze liederen te intellectueel en te weinig emotioneel. Ze
zongen
liever Johannes de Heer uit volle borst, ook de jongeren tussen de
twintig en
de dertig. Opwekkingsliederen waren toen nog niet zo in zicht bij mij. In mijn
zoektocht naar liederen die dichter bij hun gevoel stonden kwam ik
terecht bij
de liederen uit Afrika en Latijns-Amerika. Een nieuwe muziekwereld ging
voor me
open. Dit waren liederen met eenvoudige teksten, pakkende ritmes en een
feestelijke uitstraling. Ook mijn meest mono-culturele gemeenteleden
vonden ze
prachtig. In die jaren werkte ik mee aan het liedboek ‘Hoop van alle
Volken’,
waar veel van deze liederen in kwamen. Maar het
gekke is natuurlijk altijd in de ontmoeting met iets vreemds en nieuws:
eerst
vind je er wat je zoekt en daarna vind je waar je nooit naar gezocht
had. Dat
overkwam mij twee jaar geleden toen ik een workshop volgde die gegeven
werd
door de Engelsman Bill Tamblynn. In Nederland kennen we John Cleese en
Mr.
Bean, maar deze zestiger overtreft hen gemakkelijk in krankzinnigheid:
een
grote, onhandige vent, die op blote voeten rondloopt. Hij was, naar
eigen
zeggen, altijd een keurige muziekdocent in Engeland, die veel choirboys
opleidde totdat hij met vervroegd pensioen ging en op de fiets de
Zambezi in
Zimbabwe en Zambia afzakte. Bij elke dorpskerk stapte hij af en
luisterde naar
de zang en de muziek. Hij
leerde daar - en dat was voor mij het nieuwe inzicht - dat muziek in de
Afrikaanse kerk een andere functie heeft. Het zingen is daar een
sociaal
gebeuren. Het is communicatie met elkaar, sociale interactie. De
voorzanger zet
in en de gemeente antwoordt. En vervolgens ga je door met zingen. Je
zet een
tweede stem in, niet omdat je een ‘alt’ bent, maar omdat je denkt: ‘er
is nu
behoefte aan een tweede stem’. En even later schakel je over op de
vierde stem,
omdat die er nu bij moet komen. Je improviseert af en toe een nieuwe
tekst of
net een andere melodiewending. De liederen uit Afrika had ik tot nu toe
gezongen alsof het liederen uit het Liedboek waren. Maar het zijn niet
alleen
nieuwe liederen, het veronderstelt ook een andere manier van zingen. Je
probeert niet een lied naar beste vermogens ‘uit te voeren’, maar het
accent ligt
op wat er gebeurt, op de ritualiteit die zich voltrekt. Ik
probeer af en toe zo te zingen in mijn gemeente, vooralsnog met
liederen uit
Taizé. Dat lukt redelijk. Veel gemeenteleden hebben trouwens ervaring
met een
losse en communicatieve manier van zingen. Op zaterdagavond zetten ze
het lied:
‘Het is stil aan de overkant’ in op de tribune van SC Heerenveen om de
supporters van de bezoekende club te jennen. Ook hier is het zingen
gericht op
onderlinge communicatie. In het
nieuwe liedboek dat in 2013 moet verschijnen komen ook deze andere
zangvormen
voor. Wim Ruessink, cantor in Winterswijk, is voorzitter van de
deelredactie
die voorstellen doet voor het materiaal voor deze andere zangvormen.
“Ik trek
op dit moment de gemeenten langs en ik merk dat dit aanslaat. Misschien
zijn
het niet eens zangvormen voor in de hoofddienst, maar zeker op
bijeenkomsten of
bij getijdendiensten. Voor de introductie van deze zangvormen zal het
wel
belangrijk zijn dat er samen met het nieuwe liedboek meteen goed
begeleidingsmateriaal
is en er een goed instructietraject komt. Als dat lukt, komt het zeker
ook in
Nederland van de grond.” |