Komt, verwondert u hier, mensen | |
Terug
naar Liturgiek Terug naar Homepage Naar Weblog |
Jezus is
het ‘al’ (Kolossenzen 1:16), maar hij is hier nog
maar een gebrekkig kind In het
tweede couplet wordt dat voortgezet.
Zoals Paulus spreekt over Jezus, die gekruisigd wordt, zo spreekt het lied over Jezus in de kribbe. Alles wat Paulus over het kruis zegt, wordt hier over de kribbe gezegd. Het lied verplaatst als het ware wat over het kruis gezegd wordt naar de kribbe. Het zou kunnen zijn dat dat
gedaan is uit
didactische en missionaire overwegingen: de kruisdood is moeilijk uit
te leggen en moeilijk invoelbaar, maar iedereen kan zich inleven in het
kleine kindje in de kribbe. Door op deze manier over de kribbe te
spreken, wordt het mogelijk om ook over het moeilijkere van de
kruisdood te spreken. In
het Liedboek 2013 is het derde couplet, dat in de Hervormde Bundel 1938 en in
het Liedboek voor de Kerken (1973) was weggelaten, opgenomen. In de Friese vertaling van het Liedboek
voor de Kerken was dit derde couplet wel al opgenomen en ook het Oud-Katholiek
Gezangboek had dit derde couplet. Het derde couplet gaat in het Liedboek 2013 als volgt: Die de hemel heeft geschapen Dit derde couplet benadrukt nog eens het verschil tussen de
hemelse Christus en de lage plaats van Christus in de stal. Die de hemel heeft geschapen Christus die de hemel heeft geschapen en zo mooi versierd heeft, moet in
een eenvoudig kribje slapen. Die de schone serafijnen Hij kan de mooie engelen, de serafijnen, gebieden, hij heerst over deze
engelen die hoger staan dan de mensen, maar hij zit temidden van de
beesten, de os, de ezel, de schapen en geiten, in de stal. De beesten
die lager zijn dan de mensen. In de oorspronkelijke tekst staat het nog net iets anders. Daar laat hij zich niet dienen door de engelen, maar door de beesten. Intrigerend is ook het woord 'ghement'. Wat zou dat betekenen? Als wij het lezen lijkt het een voltooid deelwoord. Het zou dan 'doen brengen, doen terecht komen' kunnen betekenen: Christus wordt tussen hooi en stro gebracht. De eerste lettergreep van 'ghe-ment' is dan niet stemhebbend (sjwa). Maar het zou ook 'niemand' kunnen betekenen, en dat is in ieder geval heel mooi: Christus wordt een niemand! Ghement is dan een variatie van het vooral in saxische taalvarianten voorkomende woord 'giemant'. De klemtoon die daarbij op de eerste lettergreep ligt, rijmt in ieder geval iets beter op 'Firmament'. Die den Hemel heeft gheschapen,
Juist
de kleine, tere handen moeten mij sterk maken. (Vgl. ook 2
Korinthe 12:9-10)
De
auteur van het lied volgt hierin een homiletische traditie die al
aanwezig is bij de kerkvader Ambrosius (333-397) die in zijn Tractatus Evangelium secundum Lucam
schrijft: 'Hij werd in doeken gewikkeld opdat gij van de dood
zoudt worden bevrijd, hij werd in een kribbe gelegd opdat gij op het
altaar zou komen, hij leefde op de aarde opdat gij op de sterren eeuwig
zoudt leven, hij had op de aarde geen andere plaats (dan de kribbe)
opdat gij vele woningen zoudt hebben in de hemel'. Maak
mij rijk door uwe nood. Coen Wessel Historische gegevens:Het lied is een Nederlands (katholiek) Kerstlied uit de 17e eeuw. De melodie stamt waarschijnlijk uit de 18e eeuw en werd in de 19e eeuw door E. De Coussemaker opgetekend in Frans Vlaanderen (E. De Coussemaker, Chants populaires des Flamands de France, Gent 1856, blz. 3-5). Het Oud-Katholiek Gezangboek vermeldt als bron: 'Verscheyden Kers-liedekens, Emmerik 1645', het Compendium bij het Liedboek voor de Kerken houdt het op de bundel 'Blijden-wegh tot Bethleem, Antwerpen 1645'. Naschrift van 3 oktober 2020: Bij
een uitgave van dit lied in de bundel Blijden-wegh
tot Bethleem voor de Christelycke Jonckheit uit
1645 staat als melodie vermeld: ‘Ecce tandem sempiternus sempiterni
genitus’. 'Komt verwondert u hier mensen' lijkt een bewerking
en verdere doordenking van met name de laatste twee strofes van 'Ecce tandem sempiternus sempterni genitus': Quamvis
enim sit puellus
sensu vincit Angelos, Quamvis
cubat cum
iumentis, illi astant Angeli, Dit
lied komt o.a. voor
in ‘Het prieel der gheestelicker melodie’ uit 1617
(Verdussen). Daarnaast stuitte ik op het lied 'Quis audivit unquam tale' (Wie heeft ooit zoiets gehoord, een citaat uit Jesaja 66:8) dat op muziek gezet is door de Milanese non Chiara Margarita Cozzolani (1602-1676). (Uit de literatuur maak ik op dat ze ook de tekst geschreven heeft, maar helemaal scherp heb ik dat niet, daarvoor zou ik iets meer moeten lezen). Dit lied heeft een vergelijkbare thematiek: het contrast tussen de nederigheid van de stal en van Christus’ menselijkheid aan de ene kant met zijn hemelse afkomst en glorie aan de andere kant. Blijkbaar is dit een spiritueel thema geweest in deze tijd.
|