De
Linkse Kerk
|
|
Naar Homepage Naar Archief Naar Weblog |
Toen
hij opgroeide merkte hij hoe zijn dorp pijlsnel veranderde – er kwamen
auto’s,
de zondagse kleren verdwenen – en in zijn studententijd zag hij hoe
zijn
gereformeerde medestudenten zich openstelden voor allerlei progressieve
ambities. In het recent verschenen boek ‘De linkse kerk’ dat hij samen
met o.a.
Henk-Jan Prosman redigeerde, heeft hij willen (laten) onderzoeken hoe
‘in zo’n
korte tijd een in wezen conservatief volksdeel een radicale beweging in
linkse
richting maakte’. Stemgedrag De
historicus en Elsevier-columnist Roelof Bouwman (1965) onderzoekt in
een kort
artikel het stemgedrag van de Protestantse predikanten en vergelijkt
dat met
het stemgedrag van de Protestantse gelovigen. Hij betreurt het dat de
predikanten veel progressiever stemmen. Daarbij haalt hij een onderzoek
aan dat
aantoont dat in 2003 50% van de Protestantse predikanten op een
progressieve
partij stemde. Terwijl de gewone lidmaten veel rechtser stemmen: zo
stemde in
2019 slechts 1% van de Protestanten op GroenLinks. Maar
als slechts 1% van de Protestanten op GroenLinks stemt, wat blijft er
dan over van
de stelling dat Gereformeerden zo progressief zijn geworden? Niet heel
veel,
maar toch wel iets. Naar mijn idee is er wel degelijk een groep
Gereformeerden
die verder dan de rest van de samenleving naar links opschoof. Maar dat
is slechts
een deel, met name de generatie van Wynia (1953) en daaruit met name de
mensen
die een opleiding gingen volgen. Deze groep is deels actief geworden in
de kerk
en een groot deel van het leidinggevend kader in het midden van de
Protestantse
Kerk bestaat uit deze groep. Mede onder hun invloed zijn de
Protestantse kerken
in Smallingerland veel progressiever dan in de jaren vijftig. Maar
minstens zo
opmerkelijk is de opkomst van de Vrije Baptistengemeente Bethel van
Orlando Bottenbley
in datzelfde Smallingerland. Op zondag zitten daar drie keer zoveel
mensen in
de kerk als in alle Smallingerlandse Protestantse kerken bij elkaar. Op
andere
plaatsen in en buiten de kerk zie ik een vergelijkbare ontwikkeling. De
Gereformeerde Scheveningse jongen Jan Pronk werd kopstuk van de PvdA,
maar
Scheveningen zelf ging naar de PVV (en naar VVD en D66). En
die linkse predikanten? In 2003 zou Bouwman met zijn klacht over de
links
stemmende predikanten gelijk hebben gehad. Toen was er een grotere
kloof tussen
het stemgedrag van predikanten en gemeenteleden. Ondertussen is er een
nieuwe
generatie predikanten gekomen en voelen oudere generaties zich niet
meer welkom
bij links of zijn simpelweg naar rechts opgeschoven. Predikanten in
mijn
omgeving en zeker ook in de top van de Protestantse Kerk stemmen
massaal op de
ChristenUnie. Mijn zorgen gaan een andere kant op. Ik zie dat veel
jongeren uit
de zware reformatorische kerken weinig moeite hebben met het
gedachtegoed van
Forum voor Democratie en andere extreemrechtse groepen. Evangelisch-radicaal Over die ChristenUnie schrijft de jurist en filosoof Bas Hengstmengel. In enkele heldere stappen beschrijft hij de ontwikkeling vanuit GPV en RPF. Hij constateert dat de CU van de afgelopen jaren een linkser profiel heeft gekregen. Interessant is dat hij de hele positionering van de partij onhelder vindt. De partij gebruikt evangelicaal angehauchte frasen als ‘politiek met hart en ziel’ maar het is afhankelijk van het moment wat dat precies betekent. Hij mist een duidelijke politieke filosofie. Andere
schrijvers gaan in op de ontwikkelingen bij
de protestantse omroepen en de Gereformeerde pers, de discussie rond
abortus, de
kernwapens en de Vietnamoorlog, de houding tegenover Zuid-Afrika en
tegenover
de staat Israël en de klimaatdiscussies. Het boek eindigt met een
geestige
‘Gereformeerde Hall of Fame’ met korte portretten van bekende
‘gereformeerden’.
Opvallend genoeg ontbreken artikelen over feminisme en
(homo)seksualiteit. Nieuw-Guinea
en de afslag naar links Vervolgens
noemt Prosman – in navolging van o.a. James Kennedy – de
soevereiniteitsoverdracht van Nieuw Guinea een keerpunt in de
Nederlandse
politiek. Nederland ontwikkelde zich in tien jaar van een ‘kortzichtige
koloniale mogendheid’ tot een ‘gidsland’ met een progressieve
ontwikkelingspolitiek gericht op heel de wereld. Natuurlijk
kan je daar zo je vragen bij hebben, maar onlogisch is de ontwikkeling
niet. Het
is de consequentie van de ‘ethische politiek’ die de
Antirevolutionairen sinds
Abraham Kuyper hebben aangehangen. Volgens de ethische politiek was
militair
optreden van belang om het Nederlandse gezag te handhaven en uit te
breiden.
Maar dat militaire optreden stond in dienst van de ontwikkeling van de
kolonie.
De Nederlandse koloniale overheid stimuleerde (meisjes)onderwijs,
lokale
democratie en economische ontwikkeling. Dat tweesporenbeleid zag je ook
bij de antirevolutionair
Van Baal, die van 1953 tot 1958 gouverneur van Nieuw Guinea was. Hij
was bereid
Nieuw Guinea gewapend te verdedigen, maar tegelijkertijd ontvouwde hij,
zoals
Prosman schrijft, een ‘ambitieus ontwikkelingsplan’. Als Nederland een
aantal
jaren later zijn militaire gezag niet meer kan handhaven, blijft het
hoofddoel
van de ethische politiek overeind: ontwikkelen. Dat kan en hoeft niet
meer op
het grondgebied van Nieuw Guinea en dus wordt de opdracht wereldwijd. De
Gereformeerde wereld werd in de jaren zestig meegezogen in de grote
beweging
die sinds de 18e eeuw door onze cultuur gaat,
waarbij God niet meer
in de hemel gezocht wordt, maar in allerlei aardse projecten. Een deel
van de
Gereformeerden sloeg daarbij af naar links. ‘De linkse kerk’ maakt
vooral
duidelijk dat er naar links werd afgeslagen. Waarom
deze afslag naar
links werd genomen komt minder uit de verf. In ieder geval had de
afslag naar
links van deze groep Gereformeerden zijn voorgeschiedenis in de eigen
Antirevolutionaire historie. Het Gereformeerde volksdeel had een eigen
identiteit die meer was dan Wynia’s karakterisering van die identiteit
als ‘in
wezen conservatief’. Wellicht had Wynia daar meer gevoel voor gehad als
hij
indertijd ook lid van de Gereformeerde jongelingsvereniging was
geworden. Coen
Wessel Syp
Wynia, Henk-Jan Prosman e.a., De linkse kerk. Hoe calvinistisch
Nederland
steeds dezelfde afslag neemt. 264pp, Amsterdam 2022. € 23,50 Verschenen
in: In de Waagschaal, jaargang 51 nr. 9, september
2022 |