Mechthild von Magdeburg in het middelbaar onderwijs | ||||||||||||||
Terug
naar Homepage Terug naar Archief Naar Hoofdstuk pagina Godsdienst onderwijs Naar Weblog |
Ik wil met jullie een aantal mystieke teksten gaan lezen. Mystiek in het christendom is het verlangen om God of Christus zeer dicht te naderen of zich met hen te verenigen. Dit naderen van God of van Christus kan op verschillende manieren. Het kan door het maken van een hemelreis, waarover bijvoorbeeld Paulus bericht (II Korinthe 12:2 e.v.). Het kan ook door een intense verbondenheid van een mens met God. Ook in het ‘gewone’ geloven zitten elementen van verbondenheid van God en mens, bijvoorbeeld in het avondmaal/eucharistie waarbij men deel heeft aan het lichaam en het bloed van Christus of in de doop, waarbij men opgenomen wordt in de Naam van God en met Christus sterft en opstaat. In het evangelie van Johannes en in de brieven van Johannes wordt in mystieke termen over de verbondenheid van Christus, God en zijn discipelen gesproken (bijvoorbeeld Johannes 14-17). Ook de inspiratie die een mens krijgt door de Heilige Geest is een verbonden zijn met God. Maar bij mystiek in het christendom gaat het om ongewone ervaringen: mensen die visioenen hebben gehad, of min of meer extatische ervaringen, ervaringen van verbondheid met Christus of met God. God is niet ver weg, maar heel dichtbij. Sommige mystici spreken over een liefdesrelatie met God. God is voor hen als een minnaar. Ik lees met jullie het volgende gedicht uit ongeveer 1300 van een onbekende auteur. Het bevat bijna alle elementen die in de mystiek een rol spelen. (Ik heb het voorgedragen in het Middelduits en dat maakte de les! Let ook op de i-klinken)
De verdere teksten die we gaan lezen zijn teksten van Mechthild van Maagdenburg (Mechthild von Magdeburg). Mechthild van Magdeburg leefde in de dertiende eeuw. Dat was een tijd van grote veranderingen: de steden kwamen op, mensen gingen meer produceren en verhandelen, er ontstond een veel grotere internationale uitwisseling van diensten en producten waardoor mensen over de grenzen van hun stad of hun land heen keken, de bevolking groeide, de verschillen tussen arm en rijk namen toe. In deze tijd onstaat er een nieuw elan in het christendom. Er ontstaan hervormingsbewegingen. Eerst in de kloosters - men keert terug tot een strengere levenswijze - maar daarna ook daarbuiten. Er is een verlangen om terug te keren tot de soberheid en de armoede van de eerste christenen (o.a. Franciscus van Assisi). Min of meer een onderdeel van deze beweging is er een groeiende aandacht voor mystiek, speciaal ook onder vrouwen (Bernard van Clairvaux, Hildegard van Bingen, Hadewych e.a.). In dit maatschappelijke klimaat groeit Mechthild van Maagdenburg op. Mechthild van Magdeburg werd in 1207 geboren. Ze kwam uit een adellijke familie en ze had onderwijs genoten. Vanaf haar twaalfde jaar heeft ze Godservaringen. Als ze twintig is besluit ze niet om het aangename leven van jonkvrouw op een kasteel te gaan leven, maar ze sluit zich aan bij één van de christelijke vernieuwingsbewegingen van haar tijd: de beweging van begijnen. Net als andere begijnen gaat ze in de stad wonen, samen met andere vrouwen. Daar doet ze sociaal werk en leeft ze teruggetrokken. Omdat het vrouwen zijn die zich enigszins aan het gezag van kerk en samenleving onttrokken werd er soms met argwaan naar hen gekeken. Mechthild krijgt ook mystieke visioenen. Zij heeft daar over geschreven in het boek 'Das fliessende Licht der Gottheit'. Daaruit gaan we nu enkele teksten lezen. Heel origineel aan Mechthild is dat ze in de volkstaal schrijft. De taal van kerk en wetenschap was Latijn, maar in haar tijd komt heel langzaam het gebruik van de volkstaal op en zij is de eerste van alle mystici die in de volkstaal schrijven. Helaas hebben we haar oorspronkelijke werk niet meer. Voor ons is dat ook jammer, omdat zij schreef in een variant van het Nederduits, het Duits dat van Stellingwerf tot Danzig gesproken is en veel met het Nederlands overeenkomt. Maar we hebben wel een vertaling van haar werk in het Middelduits uit het zuidwesten van Duitsland (Alemanisch). Bestudeer de volgende tekst: ![]()
- houd in de gaten dat het in het gehele gedicht om een dans gaat! - leiden: letterlijk: de dans leiden figuurlijk: leiding geven aan een leven - wat moet God nog meer doen dan de dans leiden? - wat is het antwoord van Mechthild? - ‘in de minne springen’ ~ de mystieke liefde voor God opzoeken - gebruchung: = het proeven van God in extase Vertaal nu de volgende tekst. Voor wie geen Duits kan is er een vrije Engelse vertaling toegevoegd.
We weten heel weinig over Mechthild van Magdeburg. Maar tussen de regels door is duidelijk dat ze veel tegenwerking heeft gehad, vooral van de geestelijkheid. Ook is bekend dat rond 1260, Mechthild is dan 43 jaar, de priesters van Maagdenburg besluiten dat de Begijnen voortaan onder hun geestelijke hoede staan. Het is een (geslaagde) poging om de zelfstandigheid van de Begijnen te breken. Mechthild trekt zich een aantal jaren later (in 1270) in het klooster Helfta terug. Ze is dan verzwakt door ziekte en door alle tegenwerking. In het klooster knapt ze geestelijk op, hoewel ze misschien blind is geweest. Ze komt verder tot schrijven en inspireert twee vrouwen, Mechthild von Hackeborn (1231-1291) und Gertrud von Helfta (1256-1302), om ook te schrijven over hun mystieke ervaringen. Mechthild van Magdeburg is nooit heilig verklaard. Haar geschriften zijn alleen uit vertaling bekend. Ze is op hoge leeftijd overleden (1282). Zelf was ze ook niet misselijk in haar kritiek op de geestelijkheid. Ze schrijft: 'O Wee, kroon van de heilige kerk, hoe zeer ben je bevuild. Jouw edelstenen zijn je ontvallen, want je verzwakt het heilige christelijke geloof en maakt het te schande. Je goud is verrot in een poel van onkuishied, want je bent arm geworden en bezit de ware liefde niet. Je matigheid is verbrand in het gierige vuur van geschrans. ...O Wee, kroon van de heilige geestelijkheid, hoe ben je verloren gegaan. Voorwaar, je bezit alleen nog het omhulsel van jezelf, dat is het priesterlijke geweld. Daarmee strijd je tegen God en zijn uitverkoren vrienden.
Andere teksten uit 'Das fliessende Licht der Gottheit': ![]()
Mechthild moet als kind op het kasteel de hoofse lyriek hebben leren kennen. In de hoofse lyriek bezingt een troubadour, meestal iemand uit de lagere adel, de vrouw van het kasteel. Zij is de onbereikbare geliefde, de vrouwe Minne. Het verlangen naar haar is de motor van de hoofse lyriek. Deze struktuur komt terug in de lyriek van Mechthild.
- met welk woord wordt ‘hoogmoed’ gecontrasteerd - hoe kom je bij God volgens dit lied? Literatuur: Mechthild von Magdeburg, Das fliessende Licht der Gottheit, eine Auswahl, herausgegeben von Gisela Vollmann-Profe, Reclam 2008 Websites: 800 jaar Mechthild von Magdeburg, Other womens voices Wikipedia |