Modernisme
in Lourdes |
|
Naar
Homepage Naar Archief Naar Weblog |
De
kern van
het boek is een essayistisch onderzoek naar de invloed van de
secularisatie op
het werk van Gerard Reve. Huub Mous beschrijft hoe Gerard Reve aanvankelijk op zoek was
naar een geloof
waarin mystiek en seksualiteit verweven waren. Maar ergens loopt hij
vast. Hij
schrikt ook van de banaliteit van veel godsdienstige vernieuwing en van
de
leegloop van de kerken. Vanaf dat moment verschuift zijn belangstelling
naar de
Maria-devotie en ondersteunt hij de conserverende krachten in de
RK-kerk. Rond
deze
kern schetst Mous een indrukwekkend beeld van een katholiek
intellectueel leven
uit de jaren vijftig en zestig. De Nouvelle Theologie, de katholieke
antwoorden
op Jung, de theologie van Teilhard de Chardin en Schillebeeckx, de
inspanningen
van de psychiater Anna Terruwe, die talloze kardinalen en misschien ook
wel
Paulus VI in analyse had, ze passeren allemaal de revue. Het was een
krachtige intellectuele
beweging die de katholieke zuil van een nieuwe toekomst wilde voorzien.
Van die
nieuwe toekomst is heel weinig terecht gekomen. Voor mij was het nog
weer een
schok om te lezen hoe snel al deze intellectuele inspanningen tot
weinig of niets
leidden en hoezeer ze ook vergeten zijn. Door
het
boek heen weeft Mous zijn persoonlijke geschiedenis. In januari 1966
doet hij
als 17-jarige leerling van het Ignatius-college een retraite in de
Slangenburg
in Doetinchem. Mous krijgt daar mystieke ervaringen, die hij zeven
dagen en
zeven nachten lang onafgebroken opschrijft. Hij stopt pas als hij
opgenomen
wordt in een psychiatrische kliniek in Heiloo, met als diagnose acute
psychose.
Evenals Gerard Reve is Mous op de drempel van een nieuwe tijd een
mysticus.
Terugkijkend vermoedt hij dat zijn mystieke belevenissen en zijn
psychose
samenhangen met de crisis van de Katholieke zuil die hij geacht werd
voort te
zetten. Op de slotbladzijde van het boek wordt duidelijk hoezeer Mous
het leven
van Reve in die januaridagen gekruist heeft. Maar zoals een kruis twee
balken
heeft die in verschillende richtingen wijzen, zo is Mous een andere
kant op
gegaan in zijn leven. Mous neemt afscheid van het geloof. Hij wordt
kunsthistoricus en ontwikkelt zich tot een belangrijk adviseur en
organisator
van het kunstleven in Fryslân. Hij houdt een open oog voor de relatie
van kunst
en godsdienst. Mystiek Mous
wil
laten zien dat er bij de secularisatie in Nederland het één en ander
verloren
is gegaan. Reve – die door zijn communistische opvoeding het seculiere
milieu
perfect kende – heeft dat verlies aangevoeld. Hij heeft geprobeerd met
zijn
bijzondere mystiek dat gat op te vullen en zo een nieuwe geloofstaal te
ontwikkelen. Reve was niet de enige in die dagen die in die richting
dacht.
Godfried Bomans wees er op dat buiten de Katholieke kerk de mystiek
bloeide in
popmuziek en jeugdcultuur, maar dat daar in de Katholieke kerk niets
van te
merken was. In 1970 schreef Han Fortmann: ‘In
de officiële kerken is een grote
religieuze armoede. Op de kansels praat men over Vietnam en
democratisering,
omdat men over God niets meer te zeggen heeft, niet alleen omdat men
geen
religieuze ervaring heeft, maar omdat men ook de geschriften van de
grote
geestelijke schrijvers en mystieken, die wel ervaring hadden, niet meer
kent’. Reve
zocht
als één van de weinigen naar mystiek met een specifiek katholiek
karakter. Maar
dat was een zeer eigenzinnige mystiek, waarin zijn seksualiteit een
grote
speelde. ‘Bij Reve was het besef gaan dagen dat zijn obsessieve
belangstelling
voor zijn driftleven, met alle sadistische buitensporigheden van dien,
iets van
doen had met het ontzielde beeld van de mens dat hem van huis uit was
opgedrongen. Ook de weemoed die het seksuele verlangen diep in zijn
ziel kon
achterlaten, was in laatste instantie een heimwee naar God, want ook in
het
genot van de pijn, ja zelfs in de totale vervulling van de lichamelijke
liefde,
ging een diepe gespletenheid schuil’ (p. 117). De
tragiek van
Reve was dat hij met zijn eigenzinnige mystiek in een niemandsland belandde. Zijn overgang naar het
katholicisme
werd met hoon en ongeloof ontvangen. Maar ook de Katholieke kerk had al
snel geen
belangstelling meer voor zijn nieuwe mystiek. In de vroege jaren zestig
was
Reve nog een onderdeel geweest van de Katholieke vernieuwingsbeweging.
Een
excentriek onderdeel, maar toch een onderdeel. Hij stond in contact met
vooraanstaande katholieke intellectuelen. Maar rond 1970 komt hij
terecht in de
groeiende kloof tussen de hoofdstroom van de cultuur die het geloof
afwijst
en een katholiek geloof dat de vernieuwingen in de cultuur afwijst. Vanuit verschillende
invalshoeken
(godsdienstsociologie, psychiatrie, de debatten tussen Vestdijk en
Sierksma
over ‘de toekomst van de religie’) doordenkt Mous een aantal malen
deze
paradox in het leven van Reve. Dat levert herhalingen op, maar omdat
Mous zo
erudiet is en hij deze inzichten steeds met nieuw materiaal uit Reves
leven
doorspekt, vergeef je hem dat. Tragiek Reve
was ook
een kind van de jaren zestig. Net als de Beatles, de LSD-roeselingen en
andere
zoekers naar spirituele wijsheid, zocht hij naar een ‘eenheid van de
tegendelen’: een vereniging van geestelijke mystiek en seksualiteit,
van goed
en kwaad waarin ook het kwaad in God wordt opgenomen, een ‘huwelijk van
hemel
en hel’ (William Blake). Maar hoe christelijk is dat eigenlijk, vraagt
Mous zich
af. Het is geen wonder dat de hoofdstroom van de jaren zestig deze
eenheid van
de tegendelen eerder vond in een op de eigen maat geconstrueerde
oosterse
mystiek, dan in de Katholieke kerk. Reve is veel meer de uitzondering.
‘In de
jaren zestig is een onmogelijke illusie op drift geraakt, de gedachte
dat een
ontzielde wereld kon samengaan met een bezielde ervaring van het hier
en nu. De
gedachte dat de romantische beleving van het heilige te rijmen zou zijn
met het
rationele geloof in een volledig maakbare toekomst’ (p. 157). Hoewel
Mous een
afkeer heeft van de autoritaire manier waarop in de jaren zeventig en
tachtig
er in de Nederlandse katholieke kerk met de vernieuwingsbeweging is omgegaan,
heeft hij een scherp oog voor de dilemma’s van de kerkleiding. Als
buitenstaander ziet hij vooral de tragiek van het gebeuren. Het was volgens Mous vooral onmogelijk om de kerk te moderniseren. Uiteindelijk
vraagt Mous zich af of Reve niet bovenal verlangde naar het Spaanse
katholieke
leven zoals Reve dat in de vroege jaren zestig had leren kennen. Daar
had hij
een primitieve zinnelijkheid waargenomen die niet door een clerus overheerst
werd. Mous schrijft deze primitieve zinnelijkheid toe aan het
overblijven van
een voorchristelijke vruchtbaarheidscultus rond een oermoeder. Zonder
zich daarbij
af te vragen of de godsdienstwetenschappelijke theorieën over zo'n
heidense
vruchtbaarheidscultus wel kloppen. Lourdes Het
boek
eindigt met een bedevaart naar Lourdes, de plaats waar Reve in 1972
naar toe
gaat en Maria ontdekt als centrale figuur van zijn geloof. De betonnen
modernistische Pius X-basiliek van Lourdes is voor Mous de plaats waar
de
tragiek van de mislukte modernisering van de Katholieke kerk pregnant
te zien
is. De Mariaverering in Lourdes was een triomfantelijk 19e
eeuws
verzet tegen de moderniteit geweest. Ondanks alle spot – nee, juist
dankzij
alle spot - had
Lourdes uit kunnen
groeien tot een bolwerk van katholiek zelfbewustzijn. Maar in de jaren
vijftig
doet ook in Lourdes de nieuwe tijd zijn intrede. Toen men met het oog
op de
verwachte belangstelling bij het eeuwfeest van Lourdes in 1958 een nieuwe kerk
wilde bouwen, werd dat een modernistische kerk van beton, een teken dat
de
Katholieke kerk meedeed met de moderne tijd en in de bouwkunst nieuwe
wegen kon
wijzen. De grote stimulator van de bouw was kardinaal Roncelli, de
latere paus
Johannes XXIII. Als Mous in 2012 Lourdes bezoekt ziet hij niets meer
van die
katholieke vernieuwing. De
modernistische kerk is
niet meer dan een ruïne van een verdwenen tijdperk. Huub Mous heeft een mooi boek
geschreven. Coen Wessel Huub Mous, Modernisme in
Lourdes, Gerard Reve en de
secularisering, Uitgeverij Aspekt, 371 pp. € 22,95. |