De
koningin heeft het aangekondigd in de Troonrede: er komt een Nationaal
Historisch Museum. De voorbereidingen zijn in volle gang: vorig jaar
werd er
een motie aangenomen met kamerbrede steun, het kabinet heeft vorige
maand een
werkgroep ingesteld, Den Haag is al aangewezen als vestigingsplaats en
er is al
besloten dat het museum in een nieuw en spectaculair gebouw moet komen,
met
veel multimedia enzovoorts.
De
schrik zit er dan ook goed in: Nederlanders blijken steeds minder van
geschiedenis te weten. En daar gaan kabinet en Tweede Kamer wat aan
doen!
Historisch
besef stond vroeger in het teken van de zuil of van het nationaal
bewustzijn.
Het was een onderdeel van de identiteitsvorming van burgers en
scholieren. Een
tijd lang wilden we dat niet meer. Nationalisme was eng en bekrompen,
de zuilen
waren verleden tijd. Iedereen
moest zelf
maar zijn eigen identiteit uitzoeken. Maar we merken dat je op die
manier ook
niet de boel bij elkaar houdt. Er moet een nieuw verhaal komen: wie
zijn we en
waar komen we vandaan?
Daar
gaat het ook in de bijbel over: waar komen we vandaan. In de bijbel
ligt
daarbij de nadruk nooit alleen op de historische feiten. Koningen uit
de tijd
van de bijbel lieten vaak lijsten opstellen waar al hun heldendaden in
vermeld
stonden: welke andere koningen ze onderworpen hadden en welke steden ze
gebouwd
hadden. Maar dat soort lijsten ontbreken in de bijbel. De bijbel
vertelt niet
in de eerste plaats wat er allemaal gebeurd is in het verleden, de
bijbel
vertelt vooral ook hoe het is gebeurd. Het zijn de verhalen van mensen
die
beslissingen namen, wegen insloegen en vaak zagen hoe dat verkeerd
afliep.
In het
Nationaal Historisch Museum moeten in de eerste plaats dit soort
verhalen
verteld worden. Voor welke keuzes stond Willem van Oranje, wat deed hij
en
waarom? Hoe pakte dat uit. Het moet het verhaal vertellen over die
minister uit
de patriottentijd die een nieuwe grondwet van gelijkberechtiging
invoerde, werd
afgezet en van de honger stierf. Het moet vertellen over Colijn en
waarom hij
op Atjeh wilde vechten. Dat maakt het museum interessant en relevant
voor ons.
Want hoe je iets doet: daar hebben wij elke dag zelf mee te maken. Hoe
pakken
we zaken aan, hoe staan we in het leven. En het vertelt ook hoe al die
grote en
kleine beslissingen onze samenleving vorm gegeven hebben.
Een
Nationaal Historisch Museum moet niet een soort openluchtmuseum worden:
hoe was
het vroeger. Het moet ook niet alleen de geschiedenis van
‘het gewone volk’
vertellen: hoe slecht we het vroeger hadden en hoe goed nu. Het moet
laten zien
- in wisselende opstellingen - hoe mensen kiezen, waar ze door gedreven
worden
en hoe dat uitpakt, voor zover we daar kijk op hebben.
Coen
Wessel
Oktober 2006 Verschenen op: www.digitaledominee.nl
|