De Noachitische geboden als regels voor het samenleven

Terug naar Homepage

Terug naar Archief

Naar Weblog

In de Joodse traditie zijn er 613 geboden waaraan het volk Israël zich moet houden. Niet-Joden hoeven zich niet aan deze geboden te houden. Toch is er in de Joodse traditie nagedacht over de vraag of er niet ook geboden zijn die voor niet-Joden gelden. De uitkomst van dat denkproces is dat er zeven geboden geformuleerd zijn die gelden voor niet-Joden: de Noachitische geboden.                                       

Wat zijn de Noachitische geboden?

De Noachitische geboden zijn voorschriften uit de Tora voor niet-Joden. Dit zijn ze:
                             
1. het verbod van afgodendienst
2. het verbod van godslastering
3. het verbod van moord
4. het verbod van bloedschande
5. het verbod van diefstal
6. het verbod een lidmaat van een levend dier af te snijden
7. het gebod van rechtspraak

                                                                             
Het is niet helemaal duidelijk wanneer de Noachitische geboden ontstaan zijn. Sommige onderzoekers zeggen dat de grondslagen gelegd zijn in de tijd na de Bar Kochba-opstand (135) toen het Joodse volk vervolgd werd. Toen was het noodzakelijk om na te denken over de verhouding tot anderen. Anderen denken dat ze in de eerste eeuwen van onze jaartelling ontstaan zijn in plaatsen waar Joden een meerderheidspositie hadden en aan anderen regels konden opleggen. Misschien is het een reactie geweest vanuit het Jodendom op het succes van het christendom onder niet-Joden. Of waarschijnlijk kloppen al deze redeneringen en is het een ontwikkelingsproces geweest waarin langzaamaan zeven Noachitische regels ontstaan zijn. Maar uit welke historische omgeving de Noachitische geboden dan ook stammen, steeds proberen ze antwoord te geven op de vraag: hoe kunnen wij als volk Israël goed samenleven met anderen?

Daarmee raken de Noachitische geboden aan de meest actuele discussie van dit moment in Nederland: de vraag van het samenleven. Sinds het begin van deze eeuw beheerst de vraag hoe we als verschillende mensen goed kunnen samenleven in Nederland het publieke debat. Wat verbindt ons, wat hebben we gemeen? De zuilensamenleving is voorbij. Het paarse optimisme uit de jaren negentig van een samenleving vol ‘bevrijde’ individuen blijkt tot maatschappelijke desintegratie te leiden. De opkomst van de islam stelt ons voor harde vragen over de identiteit van onze samenleving. Wie zijn wij, wat is de kern van ons samenleven en hoeveel ruimte is er in Nederland voor verschillen?
De Noachitische geboden zijn te zien als een bijdrage vanuit de Joodse traditie aan deze discussie, die natuurlijk veel ouder is dan het jaar 2001. Het antwoord dat de Noachitische geboden leveren op de vraag naar het goede samenleven luidt: alleen als iedereen, Jood en niet-Jood, zich aan deze zeven geboden houdt, is goed samenleven mogelijk.

Na de zondvloedDeze regels over het samenleven van verschillende mensen worden verbonden met het verhaal van Noach. Dat ligt misschien voor de hand. Noach is volgens de Bijbel de stamvader van alle mensen. Hij is niet alleen de stamvader van Israël, zoals Abraham dat is, maar Noach en zijn zonen Sem, Cham en Jafet zijn de stamvaders van alle volken van de wereld. Het is ook exegetisch mogelijk om aan te knopen bij het verhaal van Noach. Als de zondvloed voorbij is, sluit God een verbond met Noach en geeft Hij hem een gebod. Daar vind je weliswaar niet precies de Noachitische geboden, maar met een beetje exegetische lenigheid kom je een heel eind. Daarom ligt het voor de hand om regels die voor alle mensen gelden te koppelen aan Noach. 

Er is ook een inhoudelijke reden om deze geboden te verbinden met de geschiedenis van Noach. Het verhaal over de zondvloed gaat over een zondeval op wereldwijde schaal. Het is een verhaal over een samenleving die als gevolg van haar eigen fouten de ondergang tegemoet gaat. Door de koppeling van de geboden voor het goede samenleven van verschillende volken aan het verhaal van Noach wordt gezegd: dit zijn de geboden die ervoor zorgen dat het wereldwijde samenleven niet te gronde gaat. Dit zijn de geboden die het goede samenleven bewaren. Niet iedereen hoeft Jood te zijn en niet iedereen hoeft alle geboden van Mozes te houden, maar om ervoor te zorgen dat een samenleving in stand blijft zijn er een paar geboden die iedereen moet houden.

Voor ons die zo gewend zijn aan democratische omgangsvormen is het vanzelfsprekender om te zeggen: er is een minimum aan overeenstemming nodig om als verschillende mensen samen te leven. ‘We moeten er samen uitkomen’, zeggen we,‘we moeten de boel bij elkaar houden.’ In steden als Gouda en Rotterdam zijn op deze manier ‘stadsgeboden’ opgesteld voor de omgang met elkaar.
De Noachitische geboden zeggen het echter net even scherper. Het gaat er niet om dat mensen het met elkaar eens zijn. Ook voor de zondvloed waren mensen het helemaal met elkaar eens: namelijk in het kwade dat ze deden. Waar het op aankomt is dat een aantal specifieke regels door iedereen in acht worden genomen. Alleen een samenleving die de geboden ‘niet moorden’, ‘niet roven’ et cetera in acht neemt, heeft overlevingskansen. De Noachitische geboden stellen: er is een absolute norm waaraan een samenleving moet voldoen, wil zij voortbestaan.

In de Noachitische geboden zit een element van absoluutheid dat je in ieder geval ook kunt begrijpen als een element van aandrang. Het is misschien wel een smeekbede van de kant van Israël aan de volkeren van de wereld: houd je hier toch alsjeblieft aan, anders loopt het met iedereen slecht af. Tegelijkertijd zit er ook een element in van openheid naar anderen. Door het opstellen van de Noachitische geboden wordt er gezocht naar een verbinding met anderen. Ook onder de volkeren kunnen rechtvaardigen leven. Ook de volkeren kunnen en moeten meehelpen om deze wereld leefbaar te houden.

Hier is nog een duidelijke parallel met het debat over integratie en het samenwonen in Nederland. Aan de ene kant is er vanuit de autochtone samenleving drang en soms ook dwang in de richting van nieuwkomers om een aantal minimale samenlevingsregels, waar we niet mee willen marchanderen, op te volgen. Tegelijkertijd is het zonneklaar dat samenleven niet zal lukken als er bij de meerderheid van de Nederlandse bevolking geen bereidheid is om nieuwkomers ook een plaats te geven.

De waarde van geboden

Voor ons als protestanten is het interessant dat er zowel in het Jodendom als vaak in de integratiediscussie, hoog opgegeven wordt over het belang van wetten en regels. In het protestantisme is er juist een terughoudendheid ten opzichte van wetten en regels. Voor protestanten hangt het heil af van geloof en genade en niet van de ‘werken van de wet’. Geboden vertellen je alleen wat je fout doet. Als er op een positieve manier over Gods geboden gesproken wordt, dan vooral als uiting van je dankbaarheid: het geloof geeft je zoveel vreugde en dankbaarheid dat je de regels van God gaat doen.

Veel belangrijker dan de wetsregels zijn de principes die achter de wet zitten: de liefde, genade en rechtvaardigheid van God. De rechtsprincipes zijn belangrijker dan de regels. Een beroep op liefde en rechtvaardigheid kan de concrete wet te niet doen. Dat klinkt mooi, maar heeft ook zijn keerzijden. In de communistische beweging heeft deze manier van denken ertoe geleid dat men zich niet meer aan de wetten gebonden achtte. Met een beroep op hoge principes als gelijkheid, rechtvaardigheid en een glanzende toekomst werden miljoenen mensen vermoord.

Wetten daarentegen begrenzen en reguleren de absolute idealen van mensen. Ze zeggen: ‘Gelijkheid is een groot goed, maar voor alles geldt: niet stelen en niet moorden.’ Dat is het kader waarbuiten je niet mag treden.

De laatste jaren is in verschillende onderdelen van onze samenleving ontdekt hoe belangrijk het is om gedragsregels als uitgangspunt te nemen. In de psychiatrie is gedragstherapie veel belangrijker geworden dan in de jaren tachtig en negentig. In plaats van dat heel uitvoerig wordt gezocht naar oorzaken van je depressie en onbehagen krijg je oefeningen en aanwijzingen om je gedrag te veranderen. Doordat je bijvoorbeeld leert om beter te communiceren en minder wantrouwend te reageren, zien mensen je meer staan, word je bij zaken betrokken, je zelfvertrouwen groeit et cetera. Kortom: jouw gedragsverandering leidt tot een keten van positieve veranderingen voor jezelf en je omgeving.

Een anonieme Joodse commentator uit de dertiende eeuw beschrijft dit veranderingsproces van een mens als volgt: ‘Weet dat een mens wordt beïnvloed door zijn daden en dat zijn intellectuele en emotionele leven bepaald wordt door de dingen die hij doet, goed of slecht. Zelfs als hij door en door slecht is en zijn geest de hele dag beheerst wordt door slechte gedachten: als hij zichzelf aanpakt en volhardt om constant met de Tora en zijn voorschriften bezig te zijn, hoewel niet met een goddelijke intentie, hij zal onontkoombaar bijdraaien naar het goede. Van het verkeerde motief zal hij worden geleid naar het juiste en door de kracht van zijn acties zal hij de kwade neiging doden, want het zijn daden die het karakter vormen.’

Niet alleen geboden

Toch is het de vraag of alleen wetten en regels het goede samenleven kunnen reguleren. In Nederland is jarenlang gezegd: migranten moeten zich houden aan de regels van de wet. Wanneer zij opleiding, werk en inkomen hebben, is de integratie geslaagd. Verder mogen zij – zoals ieder andere Nederlander – zelf weten waarin ze geloven en waar ze voor staan. Maar de laatste jaren komt ook de vraag op: is dat wel voldoende? Zouden migranten niet ook dezelfde waarden moeten delen als de rest van de Nederlanders en zich veel meer met Nederland moeten identificeren. In sociologenjargon: het gaat niet alleen om behaving (gedrag), maar ook om believing (geloof) en belonging (je thuis voelen). Voor onze hele samenleving zou je dezelfde vraag kunnen stellen: moet er, wil er iets van binding zijn in onze samenleving, niet ook zoiets zijn als gedeelde waarden en een gedeelde visie op de toekomst?

Rond de Noachitische geboden heeft zich een vergelijkbare discussie afgespeeld. De middeleeuwse wijsgeer Maimonides veronderstelde dat mensen uit de volken ook wel op grond van redelijk denken tot de zeven Noachitische geboden zouden kunnen komen. Toch vond hij dat onvoldoende. Hij kende zowel de christelijke als de islamitische samenleving van zijn tijd. Hij zag dat Joden daar vaak niet veilig waren, ook al hield iedereen zich zo ongeveer aan de Noachitische geboden. Maimonides zei: ‘Wie de zeven geboden doet hoort tot de vromen onder de volken en heeft deel aan de komende wereld; dat geldt voor ieder die hen overneemt en doet, omdat God in de Tora zo geboden heeft en door onze leraar Mozes bekend heeft gemaakt... Maar als iemand ze op grond van zijn eigen verstand doet, dan is hij geen vrome van de wereldvolken, geen van haar wijzen.’ Je zou kunnen toevoegen: dan heeft hij geen deel aan de komende wereld.

Maimonides vond dat je alleen de Noachitische geboden goed doet, als je ze ook ziet als een onderdeel van de openbaring van God aan Mozes. Alleen dan zou je ook respect voor het volk van God kunnen opbrengen. Hij schetst daarbij een perspectief dat veel verder gaat dan goed samenleven, het gaat hem om heil. Het gaat niet alleen om gedrag, maar ook om je te scharen in het geloof dat achter deze gedragsregels ligt (believing). Er zit zelfs iets in van belonging (je thuis voelen, iets als je huis zien): ook al ben je zelf geen Jood, je erkent dat de Sinaï de belangrijkste openbaringsplek is, het is de plek waar jij je bij aansluit. Zo krijg je de belofte in hetzelfde vaderhuis te komen: de komende wereld.

Maimonides is binnen het Jodendom aangevallen op deze stellingname. Ook voor ons roept zijn visie vragen op: wordt dit niet een samenleven dat alleen op Joodse voorwaarden plaats heeft? Heb je zo wel echt plaats voor andersdenkenden? Tegelijkertijd is het goed te begrijpen dat Maimonides ontevreden was met alleen maar het doen van de Noachitische geboden.

De Noachitische geboden voor ons

Aan Joodse zijde gelden de Noachitische geboden als een aanbod aan de volken om goed samen te leven en om te delen in het heil van Israël. Zo worden de Noachitische geboden tegenwoordig ook gepromoot door de Joodse Chabad-beweging. ‘Keep the seven, go to heaven’ is hun geestige slagzin.

Voor christenen lijkt me daarin niet de uitdaging van de Noachitische geboden te liggen. Wij zijn immers al met Israël verbonden doordat we voortgekomen zijn uit dezelfde geschiedenis en we veel delen met elkaar. Heil is ook binnen de christelijke traditie te vinden.

De Noachitische geboden zijn voor ons van belang als een voorbeeld in de discussie over het samenleven van verschillende groepen en geloven. Aan de ene kant zijn ze een uitgestoken hand naar andersdenkenden en andersgelovigen om samen te leven. Tegelijkertijd zijn er ook voorwaarden verbonden aan het gezamenlijk optrekken. Dat is een goede combinatie.

Israël durft in de discussie ook absolute zaken in te brengen. Door geboden te formuleren waarachter het niet terug wil en ook door zijn eigen denken over heil centraal te stellen. Ook dat lijkt me voorbeeldig voor ons. Want zonder een minimum aan gebod en geloof is samenleven niet mogelijk.