Alledaagse heldendaden | |
Naar
Homepage Naar Preekarchief Naar Weblog |
In de novelle “Omsingeld”
beschrijft de literatuurwetenschapster
Lidia Ginzburg (1902-1990) het leven in Leningrad in de winter van 1941 en de lente
van
1942. Vlak voor de stad is de opmars van de Duitse troepen tot staan
gebracht. Daar,
aan het front, gebeuren de heldendaden van soldaten en officieren.
“Omsingeld"
beschrijft de alledaagse heldendaden van de bevolking van Leningrad,
hun strijd
om de stad als sociaal organisme te laten voortleven. Honger Nacht aan nacht wordt Leningrad
beschoten en vallen er
slachtoffers. Maar de ervaring leert dat de kans om bij een beschieting
om het
leven te komen klein is en de angst voor deze dood verdwijnt. Een veel
grotere
vijand is de honger. Het voedselrantsoen is zo laag dat mensen bij
bosjes
sterven. Het hele leven wordt een wachten op de volgende maaltijd. Het is waar dat juist de
zwaksten sterven. Maar het
overleven van die grote groep minder zwakken en sterkeren is veel meer
afhankelijk van sociale banden en patronen dan van lichamelijke kracht
en
voedsel op zich. Een vast dagritme, een ritueel rondom het
voedselrantsoen, het
handhaven van sociale regels houden mensen op de been. Al die
individuele
overlevingsdaden voegen zich samen, zodat de stad overleeft. Het beleg schept nieuwe sociale
verhoudingen die de oude
verhoudingen des te scherper laten uitkomen. Nu moet iedereen in de rij
staan
voor brood. Iedereen verliest zo uren per dag, maar het zijn juist de
mannen
die voordringen, omdat ze gewend zijn dat hun tijd kostbaarder is dan
die van
vrouwen. Wanneer tegen de zomer de voedselvoorziening weer goed op gang
komt
blijven berouw en schuld over. Berouw dat men niet meer uitgedeeld
heeft.
Schuld ten opzichte van alle mensen ten koste van wie men het heeft
overleefd. “Omsingeld” beschrijft het
overleven van de stad aan de hand
van situatieschetsen van het leven van individuen. De schrijfster
hanteert een
filmcamera die kriskras door de stad opnamen maakt. Net als de lezer
zich in
het beeld georiënteerd heeft, wordt ie alweer meegenomen naar een nieuw
verhaal. Lidia Ginzburg neemt zich op de eerste bladzijde voor om één
uitzondering te maken. “Ik had behoefte, naast het algemene leven ook
het
belegerde bestaan van één individu te laten zien. Een summier en
symbolisch
mens (vandaar zijn naam: N), een intellectueel in een bepaalde
situatie”. Maar
ook N leert de lezer niet echt kennen. N blijft de Niemand van zijn
naam. Juist
ook in deze crisissituatie blijkt de intellectueel niet te verschillen
van de
burgers van Leningrad. Het zijn de vele individuen samen die de stad
doen
overleven. Lidia Ginzburg:
Omsingeld, Notities van een belegerde Met een nawoord van
Kees Verheul, 1991, ƒ 19,90, 92
blz. |