Pastoraat
stond vroeger in het teken van de tucht en het opzicht. Een huisbezoek
door de
predikant en de ouderling stond dan ook in dat teken: leefde je wel
conform de
regels van de kerk. En als je dat niet deed of niet voldoende deed werd
je
gevraagd om je levenswijze aan te passen. Je woonde bijvoorbeeld
ongehuwd
samen. De predikant en de ouderling vermaanden je te gaan trouwen. Of
je ging
weinig naar de kerk en je werd vermaand vaker te gaan. De pastor is
hier
ambtelijk aanwezig: hij is een herder die met stok en hond de kudde
bewaakt.
In zo’n
tuchtsituatie werd een mens uitgenodigd de bijbelse normen in het eigen
leven
toe te passen. Vervolgens had je de keuze om dat te doen of niet. Dat
was je
eigen verantwoordelijkheid. Stel dat je dat deed, dan deed je dat omdat
je
geraakt was door de vermaning van de predikant - of misschien gewoon
wel door
de sociale druk, die daar vanuit ging of misschien door een combinatie
van
beide.
Dit
gebeurde in een tijd dat onze samenleving duidelijke wetten en normen
had.
Plaatselijke gemeente en samenleving als geheel verschilden wat dat
betreft
niet zoveel van elkaar.
Ons
pastoraat zit anders in elkaar. Wij zoeken mensen op. Het is een
bewijzen van
de liefde en zorgzaamheid van Christus aan mensen. De pastor is als
medegelovige aanwezig: hij representeert de goede Herder, die het
gewonde
schaap verbindt en verzorgt. Het is een model van gemeente-zijn dat
naadloos
aansluit bij de verzorgingsstaat, waar de overheid een mens van wieg
tot graf
verzorgde.
Degene
die bezocht wordt, wordt niet op zijn eigen verantwoordelijkheid
aangesproken.
Hij/zij blijft passief. Dat wil zeggen: er wordt op ingezet dat de
liefde en
zorg die hem of haar betoond worden, hem of haar doet opengaan voor
Christus en
zijn gemeente. Ook wordt er naar gestreefd dat je in het gesprek de
blokkades
wegneemt die een mens van God en zijn gemeente scheiden.
Overigens
denk ik dat er in ons model toch nog heel wat van het oude model
bewaard is
gebleven. Iemand die vaak opgezocht wordt, wordt er ook steeds aan
herinnerd
dat er een gemeente bestaat, met de mogelijkheden en verplichtingen die
daarbij
horen. Er gaat een disciplinerende werking van huisbezoek uit.
Verantwoordelijkheid
ontbreekt
Mijn
kritiek op de huidige manier waarop we het pastoraat georganiseerd
hebben is de
volgende: gemeenteleden worden te weinig bij hun eigen
verantwoordelijkheid
voor hun (geloofs)leven bepaald. Ze zijn teveel het object van zorg en
aandacht. Dat nodigt mensen er toe uit zich ook onverantwoordelijk te
gedragen:
ze gaan klagen dat de kerk hen niet bezoekt - ze krijgen niet de zorg
en
aandacht waar ze menen recht op te hebben, want liefde en zorg is in
hun
beleving geen genadegave van de kerk van Christus, maar iets waar ze
recht op
hebben! In het oude pastoraatsmodel werden mensen aangesproken op hun
gedrag en
geloof. Ze werden heel concreet uitgenodigd zich te voegen in de normen
en
geloofsovertuigingen van het Evangelie. Nu spreken we mensen daar niet
meer op
aan. Maar er is ook geen ander moment waarop het nemen van de eigen
verantwoordelijkheid voor het eigen geloof georganiseerd is. Het eigen
geloof -
en het eigen gedrag - wordt aan gemeenteleden zelf overgelaten. Geloof
wordt
verondersteld er te zijn, maar we ondernemen geen enkele actie op de
groei van
geloof of de correctie van geloof. Op dit gebied is er dus weinig zorg
en
aandacht. Voor specifiek onderwerpen is er een vormings- en
toerustingsaanbod,
maar dat functioneert als iets extra’s, waar je wel of niet gebruik van
kunt
maken. Wij prikkelen gemeenteleden onvoldoende om te komen tot
geloofsverdieping en de daarbij horende vormen van omkeer. Er is op het
gebied
van geloofsverdieping onvoldoende wisselwerking tussen de geestelijke
leiding
van de gemeente en de gelovigen. De gevolgen daarvan zijn vrij ernstig.
Het
leidt tot een verlies van identiteitsbewustzijn bij gemeenteleden. Zij
verliezen het besef dat zij bij een gemeente horen en/of christen zijn.
Je kan
je bovendien afvragen hoeveel jaar we het verzorgingsmodel nog kunnen
bemensen.
U merkt de parallellen met de discussies over de toekomst van de
verzorgingsstaat: ook hier de vragen over de houdbaarheid van het
verzorgingsmodel en de vraag naar de eigen verantwoordelijkheid van
mensen.
Accentverschuiving
naar leren
Wat onze
gemeente nodig heeft is een accentverschuiving van het verzorgende
pastoraat
waar nu het grootste deel van de tijd van ouderlingen in gaat zitten,
naar het
leren.
Het
(joodse) tractaat Abot zegt: leren moet je niet alleen doen, zoek
iemand om mee
te leren. Leren moet je niet alleen doen. Je moet daarin gestimuleerd
en
eventueel begeleid worden door het contact met anderen. Met anderen
leren
verdiept en disciplineert.
Daarom
wil ik komen tot het vormen van groepen die samen gaan leren en ik denk
dat
ouderlingen een actieve rol daarbij moeten spelen. In deze groepen
staat het
leren centraal. Maar bij leren moet u niet in de eerste plaats denken
aan het uit je hoofd
leren van de catechismus. De leerstof verbind je met je situatie, met
je geloof
en voegt daar aan toe en verheldert daarin.
Zo voeg je kennis en wijsheid toe. Zo kom je tot
geloofsverdieping.
Juist omdat in het leerproces je hele persoon meedoet, heeft zo’n groep
ook de
functie van bemoediging en ondersteuning.
Groepspastoraat
is dus niet dat je nu elkaar verzorgt, of alleen als lotgenoten bij
elkaar gaat
zitten en ervaringen uitwisselt. Het groepspastoraat dat ik voorstel is
een
pastoraat waarbij je eigen levenssituatie steeds meedoet, ondervraagd
en
ingebracht wordt in een leerproces. Het is een pastoraat waarin je
elkaar
bemoedigt en ondersteunt, met het oog op een toegroeien naar Christus.
(Het is
dus niet het zouteloze ‘aanvaarden zoals je bent’, maar elkaar
aanvaarden in
Christus d.w.z. met het oog op het afwenden van de boze en de
toewending naar
Gods heil.)
Natuurlijk
moeten we pastoraat blijven verzorgen in het model van verzorging. Er
zijn
nieuwingekomenen die hun weg in en naar de kudde moeten vinden. Er zijn
zieke
en gewonde dieren. Maar voor de gezonde schapen geldt: die hoeven niet
zo nodig
verzorgd te worden. En hoeven ook niet op de pijntjes en zwakke kanten
die elk
mens heeft te worden aangesproken. Overigens hebben we nu al de
praktijk dat
veel mensen zich onttrekken aan pastoraat doordat ze aangeven bezoek
niet nodig
te vinden. Maar voor hen hebben we niet iets anders en het gevaar is
dat ze
afdwalen.
Om bij
de beeldspraak van de herder te blijven In het pastoraatsmodel van de
toekomst
worden de gezonde schapen niet verzorgd, maar ze worden gestimuleerd en
begeleid om zelf herder te worden. Herder over zichzelf en over
anderen. Als
leerling van de herder Christus worden wij opgeleid tot herders. Het is
het
pastoraat dat past bij onze samenleving, het is het pastoraat van de
kenniseconomie.
Dat
moeten wij ook gaan doen. Wij moeten het samen gaan leren centraal
stellen in
de gemeente. Zoals in het jodendom, waarin het leren een centrale
plaats
inneemt.
Praktisch
Wat
moeten wij praktisch gaan doen. In de eerste plaats moeten we niet te
snel iets
praktisch gaan doen. Ik wil eerst met u hierover praten. Want als we
hier aan
gaan beginnen, dan moeten we dat ook doorzetten, het belangrijk vinden,
onze
energie hierop richten.
Mijn
voorstel is om in onze gemeente deze groepen te gaan vormen. Volgens
een model
waarbij een groep door één persoon inhoudelijk geleid wordt. Deze
leider
bezoekt voor iedere avond die hij of zij leidt een centrale
trainingsbijeenkomst. Uw rol als ouderlingen kan daarin velerlei zijn:
het
stimuleren van gemeenteleden om er aan deel te nemen, het mee op zetten
van de
organisatie, maar vooral ook: zo’n groep leiden. ‘Moet ik dat nu zo’n
groep leiden?’
Kortste antwoord: u hoeft het niet, maar u kan het wel. ‘Heb ik daar
wel tijd
voor?’ ‘Ja, want u gaat andere dingen minder doen’ ‘Welke?’ ‘Daar gaan
we het
nog over hebben’.
Wij
moeten in onze gemeente weer over geloven gaan spreken, weer over God
gaan
spreken, wij moeten willen gaan groeien in geloof.
Dat zal een uitstraling hebben op al de
onderdelen van onze gemeente: op de catechese, want de catecheten weten
plotseling weer dat ze ergens toe opleiden moeten. Op de
kerkrentmeesters, want
die zullen woorden vinden om over geloof te praten. Op onze
gemeenteleden die
veel sterker de schat van het geloof in hun leven zullen ontdekken.
Coen
Wessel
|