Naar
Homepage
Naar Preekarchief
Naar
Weblog
|
De
Provinciale Statenverkiezingen beloven een overwinning
te worden voor de BoerBurgerBeweging (BBB). Het succes van de BBB
drijft op de
boerenacties, maar de partij zou lang zo succesvol niet zijn als ze
niet ook een
andere snaar wist te raken: de onvrede van Nederland buiten de
Randstad,
waardoor mensen zich identificeren met ‘de boeren’. Vorig jaar lieten
René
Cuperus en Josse de Voogd in hun ‘Atlas van Afgehaakt Nederland’ zien
hoezeer sociale
groepen – die niet toevallig voor een flink deel buiten de Randstad
wonen - achter
blijven op het gebied van opleiding, inkomen en gezondheid.[i]
Uit de verhoren van de parlementaire enquête over de aardgaswinningen
bleek dat
Groningen als een wingewest behandeld is: ondanks alle waarschuwingen
ging de
aardgaswinning door.
In dit artikel sta ik stil bij een moment dat de
Nederlandse Hervormde Kerk uitdrukkelijk aandacht had voor de
diversiteit van
de Nederlandse samenleving. In de periode 1953-1962 verscheen de reeks
Pastorale Sociologie onder redactie van de theoloog en socioloog Willem
Banning
(1888-1971).
In zeven omvangrijke delen poogde hij om een sociologische
kaart van
Nederland te schrijven die speciaal geschikt was voor kerkelijk
gebruik. Banning
had daarbij veel aandacht voor de diversiteit van Nederland. De kerk
zou die
diversiteit moeten kennen en daar op moeten inspelen. ‘Het dagelijks
leven van
dit volk voltrekt zich in de verschillende delen van het land op geheel
verschillende wijze en is onderhevig aan zeer uiteenlopende invloeden:
het is
anders op sinds eeuwen betrekkelijk afgesloten eilanden dan in een
moderne
industriestreek, ander op de zware Groningse klei dan in Twente en de
Graafschap, anders in de steden dan op het land’.[ii]
De reeks Pastorale Sociologie was pionierswerk. Nooit
eerder was er vanuit de Nederlandse Hervormde kerk een poging gedaan om
het
land, de omgeving, de bevolking waarin zij kerk was systematisch te
beschrijven. De reeks was onderdeel van de nieuwe missionaire
gerichtheid van
de Nederlands Hervormde kerk na 1945 op het Nederlandse volk. Banning
pakte de
reeks groots aan. In 2600 bladzijden verdeeld over zeven delen
passeerden
vijftig verschillende streken en vijftien steden de revue.
Vijfenzeventig
scribenten schreven de afzonderlijke artikelen.
Bronnen
Voor
de opzet van zijn
Pastorale Sociologie keek Banning
goed naar het proefschrift van J.P. Kruijt over kerkverlating uit 1933.[iii]
Kruijt gebruikte voor zijn onderzoek gegevens van de volkstelling van
1920, statistisch
materiaal van de Hervormde kerk, verslagen van kerkvisitatie en een
hele reeks
etnologische, sociografische en economische monografieën over een
bepaalde
reeks en plaats. Kruijts werkwijze was ontleend aan de sociografie, een
wetenschap die het midden hield tussen etnologie en sociologie. Zoals
een
etnoloog feitenmateriaal over ‘natuurvolken’ verzamelde zo moest een
sociograaf
de ‘cultuurvolken’ bestuderen.[iv]
De sociograaf moest uitvoerig
beschrijven en vervolgens proberen
hieruit wetmatigheden te destilleren. Een
andere inspiratiebron voor Banning was de
vooroorlogse volkskunde. De hoogleraar oud-germanistiek Jan de Vries
had in de
jaren dertig geprobeerd om dit vakgebied te ontwikkelen. Hij wilde
afstand
nemen van een traditie waarin volksoverlevering als relicten van
eeuwenoude,
misschien zelfs heidense, tradities werden gezien of als cultuurgoed
dat vanuit
de Westerse regentenklasse ‘gezonken’ was. Jan de Vries zag een eigen
‘vormende
kracht’ in het volk aan het werk. Volkskunde zou een eigen bijdrage
kunnen
leveren aan het doorgronden van de ziel van een volk.[v]
Net als Jan de Vries was Banning in de Pastorale
Sociologie op zoek naar ‘de ziel van het volk’.[vi]
Met het oog daarop trok hij voor elke streek die beschreven werd een
medewerker
aan die de streek goed kende en de streek als het ware van binnenuit
kon
beschrijven. Banning vertrouwde daarbij vooral op predikanten: ongeveer
de
helft van de medewerkers was predikant of theoloog.
Prachtige
ruïne
De
reeks die ontstaat is van meet af aan een prachtige
ruïne. Voor alle streken en steden staan er keurige tabellen in van het
stemgedrag, van kerkelijke gezindte en van de verdeling van de
beroepsbevolking
over de verschillende sectoren. Ook wordt - soms zeer uitgebreid – de
geschiedenis van een streek en van de plaats van de (Hervormde) kerk
daarin
geschetst. Op zich is dat mooi: heel wat predikanten hebben de boeken
geraadpleegd om hun nieuwe gemeente te leren kennen. Maar het is lastig
om al
dat materiaal te duiden. Wat zeggen die tabellen nu eigenlijk? Hoe
destilleer
je daar een ‘volksziel’ uit? Welk beleid moet je er op funderen?
Banning had zich voorgenomen om middels deze reeks te laten
zien hoezeer de samenleving aan het veranderen was. Hij wilde de kerk
wakker
schudden: ‘de Kerk als geheel leeft nog in een zondige onbewustheid
omtrent de
maatschappelijke krachten, die haar uithollen en terzijde schuiven’.[vii]
Maar een heel aantal correspondenten kwamen niet verder dan een
opsomming. Het eigen karakter van
de streek werd tamelijk
traditioneel en soms clichématig weergegeven. De
moderniserende
ontwikkelingen die Banning wilde laten zien sneeuwden onder.
Soms was het analytisch instrumentarium ook ronduit
komisch. De informant van Vlieland beschrijft dat hij voor het typeren
van de
mentaliteit van de bewoners van Vlieland gebruik gemaakt heeft van een
Deense
roman over de Noord-Friese eilanden omdat hij de gelijkenis zo treffend
vond.
En in de beschrijvingen over Drenthe en de Veluwe worden sommige
gebruiken
onbekommerd als ‘heidens’ getypeerd. Alsof Jan de Vries daar niet
allang mee
had afgerekend
De zwakte van de
sociografie
De
Pastorale Sociologie kent een theoretische zwakte die
kenmerkend is voor de sociografische methode die Banning in navolging
van
Kruijt gebruikte. Sociografen verzamelden over de inwoners van een
streek een
grote hoeveelheid statistisch materiaal. Voor veel onderzoekers en
opdrachtgevers was dat onbevredigend. Men wilde weten hoe sociale
processen
werkten. Om iets te kunnen zeggen over het wezen van sociale processen
is
theorievorming nodig, die in de sociografische benadering ontbrak. Na
de oorlog
wordt er binnen de Nederlandse sociologie dan ook geleidelijk afscheid
genomen
van de sociografische methode.[viii]
Men ging zich oriënteren op de Amerikaanse positivistische sociologie.
Ook deze
sociologie is sterk georiënteerd op feitenmateriaal maar plaatst die in
een
theoretisch kader. Het feitenmateriaal functioneert als illustratie of
weerlegging van de theorie. Deze sociologie was veel meer in staat om
beleidsaanbevelingen te doen. En in de periode na de Tweede
Wereldoorlog,
waarin Nederland vanuit een sterk maakbaarheidsdenken werd opgebouwd,
hadden
overheid en maatschappelijke instituties daar veel meer behoefte aan.
Het nadeel van deze ontwikkeling was dat sociologen in
een moderniseringsdiscours gevangen raakten. Het accent lag op de
bestudering
van grote sociale processen die vanuit de steden naar de rest van
Nederland
kwamen. Men bestudeerde de modernisering en verstedelijking van het
platteland.
Regionale verschillen en bijzonderheden werden over het hoofd gezien of
stonden
in het teken van een ‘nog niet zo ver’.
De zeven delen van het pastorale handboek bevinden zich
in de overgangsfase van sociografie naar sociologie. Banning wilde er
een echt
sociologisch werk van maken. Daar verwijst de titel ook naar. Maar hij
slaagt
daar niet in. In de inleidingen bij de verschillende delen benadrukt
Banning
het onvolmaakte en amateuristische van de deelstudies waaruit de delen
zijn
opgebouwd. Meermalen verzucht hij dat dit niet het werk is dat hem voor
ogen
staat. Dat zou – in een later werk – nog moeten komen. Maar als
inspirator en
eindredacteur zat hij gevangen in het project dat hij zelf begonnen was.
De kracht van
Bannings sociografie
De gegevens van de Pastorale
Sociologie verouderden snel.
Nog meer dan in de jaren daarvoor trokken jonge mensen weg uit hun
dorpen en
gingen wonen in groeikernen en middelgrote steden. De uniformering van
Nederland die anderhalve eeuw eerder begonnen was met de eenheidsstaat,
de
dienstplicht en de aanleg van een goed wegennet, raakte in een
versnelling door
de komst van de auto en door beter onderwijs.
Na
de jaren zestig verdween de belangstelling voor de
sociografie. Daarmee viel ook een verscheidenheid aan stemmen weg.
Nederland
werd niet alleen eenvormiger, ook de diversiteit die er nog wel
degelijk was,
kreeg minder stem. Het sociologische moderniseringsdenken drong diep
door in
het intellectuele debat en diskwalificeerde andersdenkenden als
achtergeblevenen.
Banning
kon nog waardering opbrengen voor de verschillen
in Nederland. Zijn sociografische benadering liet daarbij een
diversiteit van
Nederland zien, die veel verder ging dan ‘Randstad versus de rest’. Ver
voordat
het begrip contextueel bestond deed hij een indrukwekkende poging om de
context van het kerk-zijn te verkennen. Maar het belang van de reeks
gaat
verder dan de kerk. Het was een zoektocht naar wie dat volk van
Nederland nu
eigenlijk was, hoe mensen in elkaar zaten, wat ze geloofden en deden.
En hoe
een mens niet alleen als individu, maar ook in een gemeenschap
functioneerde. Hij
hoopte dat de verschillende gemeenschappen elkaar iets te vertellen
zouden
hebben.
Voor predikanten en voor overheden blijft het nodig om te
blijven beseffen hoe veelvormig Nederland nog steeds is en deels – door
de
komst van migrantengemeenschappen – opnieuw is geworden. Sociologisch
onderzoek
van het bureau Motivaction, een bureau dat zijn achtergrond heeft in de
Duitse
etnologische traditie, liet 10 jaar geleden zien dat de kerken slechts
bepaalde
segmenten van de samenleving aanspreken.[ix]
Het negeren van die diversiteit leidt tot een kerk en een land waar
misschien
in één richting gemarcheerd wordt, maar waar steeds meer mensen afhaken.
Coen Wessel Verschenen in In de Waagschaal 2023 (Jrg. 52) nr. 3 p.7-11
[i]
Zie:
Josse de Voogd & René Cuperus, Atlas van afgehaakt Nederland,
Den Haag
2022
[ii]
W.
Banning (red.), Handboek Pastorale Sociologie, Deel 1, Den Haag 1953 p.5
[iii]
J.P.
Kruijt, De onkerkelijkheid in Nederland - Haar
verbreiding en oorzaken - Proeve ener sociografiese
verklaring, Groningen 1933
[iv]
D.C.J.
van Peype, Ontwikkeling van de sociologie in Nederland, p.31 in: L.
Rademaker,
Sociologie in Nederland, Deventer 1979, pp.22-60
[v]
J. de
Vries, Volk van Nederland, Elsevier 1937. Zie ook het vergelijkbare
meer
populaire Anne
de Vries en P.J. Meertens, De Nederlandse Volkskarakters, Kampen 1938.
[vii]
Banning 1953 p. 8-9
[viii]
Zie
bijvoorbeeld J.A.A. van Doorn ‘The development of sociology and social
research
in The Netherlands’ in Mens en Maatschappij, 31, 1956 of J.A.A. van
Doorn en
C.J. Lammers, Sociologie en sociografie, in: Sociologische Gids, 5,
1958,
p.49-79.
[ix]
Zie:
Coen Wessel, Mentality milieus in: In de Waagschaal
jrg. 2011 nr. 3 p.31
|