De Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen |
|
Terug naar Homepage Terug naar Archief Terug naar Liturgiek |
In
1869 rolde de Vervolgbundel van de persen 1. Na meer dan twintig jaar discussie en kerkstrijd werden de Evangelische Gezangen2, de
eerste gezangenbundel van de Nederlandse Hervormde Kerk, met 82 gezangen aangevuld.
Volgens een rapport uit de synode van 1847 gaat het om
een zeer beperkte opdracht: „Men wenscht
alleen onder den titel van Vervolg van Evangelische Gezangen, de
thans gebruikt wordende, bij doorlopend nommer,
met nog eenige weinigen, hoogstens twee vellen druks uitmakende, te
vermeerderen"10.
Men denkt daarbij aan gezangen „geschikt om
vooral bij zoodanige plegtige Godsdienstoefeningen gebruikt te worden, als in den bestaanden bundel of te weinig, Of
in het geheel niet zijn in aanmerking genomen"11.
Volgens dit rapport zou een deel van de opbrengst van de Vervolgbundel het
Predikanten-Weduwenfonds ten goede moeten
komen. De commissie van toezigt zou ook de commissie van toezigt voor de
Vervolgbundel moeten worden12 De
commissie van toezigt is echter niet in staat om de aan haar verstrekte
opdracht vlot uit te voeren. Pas in 1853 presenteert zij aan de synode zestien gezangen. Deze zestien gezangen,
door de commissie van toezigt na een
ochtend vergaderen uitgekozen, worden door de synode afgekeurd13. Dat
de commissie van toezigt niet in staat is haar opdracht naar behoren uit te voeren wekt bij ons geen verbazing:
de commissie vergadert slechts een keer per jaar; haar leden zijn niet in de
eerste plaats kenners van het kerklied, maar hebben deze lucratieve funktie
toegeschoven gekregen op grond van hun verdienste voor de kerk. De synode van 1853 neemt nog een ander besluit aangaande
de Vervolgbundel: de commissie van toezigt
blijft weliswaar nog een jaar belast met de opdracht tot het
verzamelen van gezangen, maar zij dient zich in verbinding te stellen met de
synodale commissie „tot gemeenschappelijk overleg en zamenwerking"14. De
synodale commissie wacht niet tot de commissie van toezigt contact met haar
opneemt. In haar najaarsvergadering van 1853 benoemt zij drie gecommitteerden die de opdracht krijgen gezangen te
verzamelen. Daarnaast dienen zij er
op te letten dat de auteursrechten van de Vervolgbundel aan de kerk
toevallen. De synodale commissie is namelijk van een zaak goed doordrongen: het geld dat met de Vervolgbundel verdiend wordt moet de kerk ten goed komen. Wat met de
Evangelische Gezangen in 1805 gebeurd is mag zich nooit meer herhalen:
toen sloten de afgevaardigden van de provinciale synoden, belast met de
samenstelling van de Evangelische Gezangen, zelfstandig een contract met een
uitgever. In dit contract is de NHK
buitenspel gezet: de afgevaardigden kregen een som gelds en de uitgever
werd eigenaar van de auteursrechten. Zo is de situatie ontstaan dat de NHK
nauwelijks meer zeggenschap heeft over haar gezangenbundel
en er geen cent aan verdient. Ongerustheid over een herhaling van 1805
leeft breder in de kerk. In juni 1857 bereiken twee brieven van Friese predikanten de synode. Zij pleiten voor
een onbeperkte verspreiding van een nieuwe bundel15. De
gecommitteerden uit de synodale commissie nemen contact op met de commissie van toezigt. Zij komen overeen dat
voortaan beide commissies gezangen
zullen verzamelen. De commissies zullen elkaar hun voorstellen toezenden
en beoordelen16.
De synode van 1854 bevestigt deze afspraak17 Nu de synodale
commissie ook officieel belast is met het verzamelen van gezangen voor een Vervolgbundel, trekt zij zich nog
maar weinig aan van de commissie van toezigt. De synodale commissie
plaatst in het najaar van 1854 zonder overleg
met de commissie van toezigt in de Kerkelijke Courant een oproep aan de
vaderlandse dichters om gezangen voor een Vervolgbundel in te zenden naar de
synodale commissie. Op deze wijze monopoliseert
de synodale commissie de ontvangst van gezangen. De synodale commissie
verzamelt ook gezangen voor meerdere gelegenheden dan het rapport voor de
synode van 1847 voorschreef. Voor de commissie van toezigt is dit een ondermijning van het rapport uit 1847, dat haar belastte met het verzamelen van gezangen en haar
het authentisatierecht voor een
Vervolgbundel gaf. Haar protesten18 zijn echter
tevergeefs. Bovendien verzendt de synodale commissie de door haar verzamelde gezangen zo laat dat ze pas enkele dagen na de jaarlijkse vergadering van de commissie van toezigt arriveren19. In 1857
en 1858 vermeldt de synodale
commissie niet eens meer de titels van de door haar verzamelde gezangen. Zo wordt de commissie van toezigt
langzamerhand buitenspel gezet. In 1859 doet de
uitgever van de Evangelische Gezangen, de Evangelische Gezangencompagnie, de
synodale commissie het voorstel de nieuwe bundel
zo uit te geven dat 50% van de prijs van de bundel aan de kerk zal toevallen, 40% aan de uitgever en dat 10% voor
de authentisatie zal worden
uitgetrokken20. De synodale commissie lijkt nu haar belangrijkste doel bereikt te hebben: de opbrengst van de nieuwe bundel zal voor een groot deel de kerk
ten goede komen. Het contract dat de Evangelische Gezangencompagnie in 1866 met
de synodale commissie sluit is echter aanzienlijk
minder voordelig voor de kerk. Volgens dit contract ontvangt de NHK van ieder
verkocht exemplaar van de Vervolgbundel, afhankelijk van het formaat,
20% of 40% van de handelsprijs21. De Evangelische Gezangencompagnie trekt haar offerte uit 1859 namelijk
terug. Wanneer zij bemerkt dat zij
het auteursrecht van vele voor de Vervolgbundel gekozen gezangen bezit,
legt zij het mes op tafel. Op 31 oktober 1865 schrijft zij de synodale commissie dat haar aanbod uit 1859 alleen gegolden had als er sprake was geweest van een bundel met geheel
nieuwe gezangen. Maar aangezien de meeste liederen reeds eerder in druk
verschenen zijn en daardoor niet meer vrij van auteursrechten zijn, kan dit
aanbod niet meer gelden. De Evangelische
Gezangencompagnie ontraadt de gecommitteerden
naar een andere uitgever te gaan: de Evangelische Gezangencompagnie, bezitter van het auteursrecht van vele
geselecteerde gezangen, zou beslist haar medewerking weigeren aan een
uitgave bij een andere uitgeverij22. Het contract van
1866 bepaalt voorts dat exemplaren van de Vervolgbundel door het moderamen van de synodale commissie worden geauthentiseerd. De commissie van toezigt is op geen
enkele wijze bij de uitgave van de Vervolgbundel betrokken. Richtingenstrijd De
synode van 1860 ziet dat het werk aan de Vervolgbundel nog steeds niet vlot en
zij beveelt de synodale commissie aan „een of meer dichters"32 aan
de commissie voor de Vervolgbundel toe te voegen. De synodale
commissie kiest daarop de dichters Barend ter Haar en Nicolaas Beets tot leden van de commissie uit een
voordracht, die voorts bestaat uit R. Bennink Janssonius, J. J. L. ten
Kate, P. Parson, E. Laurillard en J. P. Heije33. Nicolaas Beets Barend ter Haar J.L. Doedes Petrus Hofstede de Groot Onder hun leiding weet de commissie — die verder bestaat uit J. S. Wor, H. Woerman en
S. F. van Hasselt, de opvolger van Timmers Verhoeven
als secretaris van de synode — een bundel samen te stellen die 92 liederen bevat. De bundel bevat liederen van Van
Alphen, Beets (10x), van den Bergh (2x), Mevr. Bilderdijk, B. de Bosch,
da Costa, Dwars (5x), Mevr. Elter (2x), Francken
(2x), van Groningen (2x), ter Haar (12x), Mevr. Hartman, Hasebroek,
Bennink Janssonius (9x), Camphuijzen, ten Kate (16x), Koenen (3x), de Liefde
(3x), Moens, Parson, Potgieter, Adama van
Scheltema (3x), Sesbrugge, Schimsheimer, Tollens, Veder, Warnsinck (3x) en Withuijs waaronder vertalingen vaneen
aantal klassiek reformatorische liederen van Luther, Joh. Altenburg, Paul
Gerhard, Leo Judae, Tersteegen en Louise Henriétte van Brandenburg34. Het valt ons op dat
in deze concept-Vervolgbundel de kerk in haar voile breedte aanwezig is. Dat met name ook de
rechtervleugel van de kerk (o.a.
Beets, Hasebroek), ja zelfs een aantal Reveil-auteurs (Mevr. Bilderdijk, da Costa, Koenen) in deze bundel opgenomen
is, is opmerkelijk. De rechtervleugel van de kerk is immers altijd
buiten de belangrijkste bestuursorganen
gehouden en juist in deze jaren wint het modernisme in kerk en theologie
aan invloed. Moderne liederen ontbreken in deze concept-Vervolgbundel. De commissie voor de Vervolgbundel komt de synode
halverwege tegemoet. Zij honoreert de „grootste helft"38 van
de aanmerkingen en zij schrapt in totaal
acht gezangen van de meest aanstootgevende auteurs: zo verdwijnt het
lied van da Costa, een van de liederen van Koenen, een lijdens- en een
kerstlied van Van Groningen en het lied van de zeventiende-eeuwer Camphuijzen.
Voorts voegt ze drie liederen toe. In de aanbiedingsbrief39 aan de synode van 1863 polemiseert de cornmissie
voor de Vervolgbundel met de rapporterende commissie uit de synode van 1862. Tegenover het denkbeeld dat
gezangen in overeenstemming horen te
zijn met de eigen taal, zeden en denkwijze van een bepaalde tijd, stelt de commissie voor de Vervolgbundel
dat „die gezangen de beste zijn,
waarin op de beste wijze aan de behoeften van het menschelijk hart en van de gemeente van Christus voldaan wordt,
welke door alle tijden dezelfde blijven". De commissie voor
de Vervolgbundel ontzegt daarnaast de
rapporterende commissie uit de synode van 1862 het recht vast te stellen wat de
denkwijze van de tweede helft der negentiende eeuw is. „Dat de rapporterende Commissie ... door den aan
de Synode van 1862 aangeboden concept-vervolgbundel teleurgesteld is
geweest, ... is misschien gedeeltelijk ook daaraan toe te schrijven, dat niet
alle onze tijdgenooten zich van de
`eigenaardige eischen' (n.l. 'van den tegenwoordigen tijd' C.W.) dezelfde
denkbeelden vormen, terwijl misschien menig hunner nog in het onzekere is hoedanig de rigting der tweede helft
van de negentiende eeuw', waarvan wij, ook nu nog, slechts het dertiende
jaar beleven, wezen zal".
Triomfantelijk voegt de commissie voor de Vervolgbundel daaraan toe dat de door
de rapporterende commissie verlangde, laten
wij zeggen meer moderne, liederen eenvoudigweg niet voor handen zijn: „Ook de letterkunde eener natie, zoowel
door hetgeen zij mist als door hetgeen zij oplevert, is een Spiegel der tijden,
en mag, uit dit oogpunt, de aangeboden concept-vervolgbundel ook
eenigzins als een bijdrage tot de kennis van
onzen tijd worden aangemerkt, dan kan het ook min of meer daaruit
blijken, dat de nieuwe denkbeelden, `rigtingen', `levensbeschouwingen', waarin sommigen het `karakter van onzen tijd' en
van den toekomenden tijd stellen, vooralsnog in het godsdienstig Nederland niet of niet diep genoeg tot de harten
zijn doorgedrongen, om daaruit liederen te voorschijn te brengen, welke
op de lippen der gemeente verdienen te worden gelegd". Ondanks een positief advies van een rapporterende commissie, waarin o.a. de Utrechtse hoogleraar Doedes zitting heeft, keurt de synode de concept-Vervolgbundel af. Men vindt dat de commissie onvoldoende aan de bezwaren van de synode van 1862 tegemoet gekomen is 40. De commissie voor de Vervolgbundel legt daarop haar taak neer41.Op de tweede zitting van de synode van 1864 stelt J. J. van Oosterzee, evenals Beets voormalig lid van de predikanten-broederkring „Ernst en Vrede", evenals ter Haar hoogleraar aan de Utrechtse faculteit, voor een commissie in te stellen die de synode moet adviseren wat de synode moet doen „om te verhoeden, dat de (aan de concept-Vervolgbundel) besteede arbeid voor de Kerk geenerlei vruchten zoude opleveren"42.De commissie wordt ingesteld. Van Oosterzee is een van de leden. De commissie geeft als haar mening dat de vorig jaar verworpen concept-Vervolgbundel als een „grondslag" beschouwd moet worden „waarop verder zou kunnen voortgebouwd worden"43. Aan de synodale commissie zou moeten worden opgedragen nieuwe liederen te verwerven en uit de concept-Vervolgbundel een keuze te maken. De synode besluit overeenkomstig dit voorstel. De
door de synodale commissie gekozen gecommitteerden, o.a. van Oosterzee en van Hasselt44, nemen 62 van de uit 87 liederen bestaande
concept-Vervolgbundel 1863 over. Uit de bundel van de Hersteld Evangelisch
Lutherse Gemeenten in Nederland kiezen zij een tiental liederen45.
In de selektie uit de concept-Vervolgbundel is de breedte van de concept-Vervolgbundel behouden gebleven. Misschien
is alleen aan de rechterkant wat meer ingeleverd: het lied van mevr.
Bilderdijk en opnieuw een lied van Koenen
zijn geschrapt. De gekozen gezangen uit de bundel van de Hersteld Evangelisch Lutherse Gemeenten zijn naar ons oordeel
theologisch weinig markant en poetisch van geringe waarde. De synode van 1865 benoemt uit haar midden een commissie
voor de Vervolgbundel. In deze commissie
zitten onder meer de Groningse hoogleraar P. Hofstede de Groot en J. B. F.
Heerspink, beide vertegenwoordigers van de
Groninger richting. De commissie vat haar taak zo op, dat ze niet alleen het voorstel van de synodale commissie
beoordeelt, maar dat ze ook zelf een voorstel voor een Vervolgbundel maakt. De
door de gecommitteerden uit de synodale
commissie geselecteerde gezangen uit de bundel van de Hersteld Evangelisch Lutherse Gemeenten worden door de commissie op een enkele na geschrapt. Uit de
Vervolgbundel van 1863 neemt de commissie 50 liederen over47. Opnieuw
verdwijnt er een stuk aan de rechterkant van het corpus gezangen. Het aantal liederen van Beets vermindert in het voorstel van de commissie met twee. Het lied van de
confessionele predikant Hasebroek verdwijnt, evenals het drietal
liederen van de Liefde.De grootste verandering is het voorstel vierentwintig
liederen van de predikant-dichter R. Bennink Janssonius in de Vervolgbundel op
te nemen. Op deze manier probeert de
commissie het stempel van de Groninger
richting op de bundel te drukken. Bennink Janssonius, geboren en getogen in Groningen, was immers een aanhanger
van de Groninger richting. Hij was
nauw bevriend met Hofstede de Groot48. Hofstede
de Groot heeft in Bennink Janssonius' poëzie
gevonden wat hij voor goede kerkliederen hield: vroom,
stichtelijk, op het gemoed werkend49. De
commissie stelt de synode voor dat het moderamen van de synodale commissie, samen met B. ter Haar, de door de
commissie voorgestelde Vervolgbundel redigeert. Enkele synodeleden zijn
het echter niet eens met de voorgestelde Vervolgbundel.
Op vele liederen hebben ze kritiek en ze missen liederen „van algemeen religieusen inhoud" waaraan „in de
tegenwoordige dagen voor velen behoefte bestaat"50.
De commissie antwoordt dat zij nauwelijks bruikbare
liederen van „algemeen religieusen inhoud" heeft kunnen vinden, hoewel ze er naar gezocht heeft. Zij stelt
voor dat de voorgestelde redaktiecommissie
de door de commissie aan de selectie uit do Vervolgbundel van 1863 toegevoegde liederen aan een
kritiek zal onderwerpen. De
meerderheid van de synode gaat met de voorstellen van de commissie accoord. De
redactiecommissie, bestaande uit de leden van het moderamen van de synodale commissie J. Witkop, H. L. Oort en S.
F. van Hasselt aangevuld met B. ter
Haar, brengt nog forse veranderingen aan in de door de commissie uit de synode van 1865 voorgestelde
Vervolgbundel. Van de door deze
laatste commissie geselekteerde gezangen uit de concept Vervolgbundel 1863 schrapt de redactiecommissie
er vier. Twaalf gezangen van Bennink Janssonius worden afgekeurd51.
Vele gezangen wijzigen zij fors. De redactiecommissie voegt negentien nieuwe
liederen toe. Veertien van deze liederen
zijn afkomstig uit de concept-Vervolgbundel 1863, zodat het verschil tussen de concept-Vervolgbundel
1863 en de uiteindelijke
Vervolgbundel niet bijzonder groot is. Onder deze weer opgenomen liederen
bevinden zich echter nauwelijks liederen van confessionele auteurs. Ter Haar drukt zijn persoonlijk stempel
op de Vervolgbundel door nog drie
liederen van zijn hand toe te voegen. Twee liederen van zijn vriend Warnsinck,
die door eerdere commissies verworpen waren, komen alsnog in de Vervolgbundel terecht. Ook wordt een
lied van de door ter Haar bewonderde
de Genestet opgenomen. Dit lied (gezang 254) is het enige lied dat in de richting van de wensen van
de modernen komt. Het gaat vrijwel geheel over de roeping en de arbeid
van de mens op deze aarde. De
redactiecommissie draagt ook zorg voor de melodieën. Waar de melodieën ontbreken neemt de redactiecommissie zoveel mogelijk melodieen
uit de Evangelische Gezangen over. Aan de hr. Hageman, voormalig directeur van
de Muziekschool te Leiden, wordt gevraagd melodieen
te componeren. De 27 door hem vervaardigde melodieën zendt de redactiecommissie
ter beoordeling aan J. G. Bastiaans, organist van de Grote Kerk in Haarlem. Bastiaans keurt de
melodieen van Hageman, alsmede enkele
andere voorgestelde melodieën af 52. Hij componeert dertig nieuwe melodieën en voorziet tien gedichten van
grotendeels eigen en drie Duitse melodieen.
De redactiecommissie is tevreden over het werk van Bastiaans. De redactiecommissie sluit ook het contract
met de Evangelische Gezangencompagnie. De
synode van 1866 wil zich niet meer over de inhoud van de voorgestelde bundel buigen. Volgens haar heeft de
synode van 1865 reeds tot invoering van de Vervolgbundel besloten, de redactiecommissie
heeft dat besluit slechts uitgevoerd. Het
duurt nog tot 1869 voordat de Vervolgbundel van de persen rolt. Drie jaren gaan been met correctie, verwerving
van de auteursrechten door de
uitgever en een conflict tussen Bastiaans en de synode over de hoogte van zijn honorarium53. In 1869 wordt het contract tussen de NHK en de
Evangelische Gezangencompagnie nog zodanig gewijzigd dat er goedkopere uitgaven
van de Vervolgbundel beschikbaar komen. De richtingenstrijd rond de Vervolgbundel is uitgevochten
rond de samenstelling van de Vervolgbundel. We constateerden dat in de concept-Vervolgbundel 1862 de kerk in haar volle breedte aanwezig
is. Slechts moderne liederen ontbreken. In de
definitieve Vervolgbundel herkennen we zonder moeite de concept-Vervolgbundel
1862. Echter met deze twee verschillen dat
een aantal liederen aan de rechterkant van het corpus gezangen geschrapt zijn en een aanzienlijk aantal
liederen van Bennink Janssonius toegevoegd zijn. De
definitieve Vervolgbundel bevat slechts een
lied dat in de richting komt van de wensen van de modernen, gezang 254. Dat de
rechtervleugel van de kerk nadrukkelijk vertegenwoordigd is in een tijd waarin de rechtervleugel van de kerk binnen
het kerkbestuur een duidelijke minderheid vormt is verbazingwekkend. Naar
onze mening geeft de commissie voor de Vervolgbundel in 1863 een goede
aanwijzing voor een verklaring, wanneer zij opmerkt dat er Been moderne liederen voor handen zijn. Een
opmerking die op de synode van 1865
nog eens herhaald wordt als gewezen wordt op het ontbreken van „liederen
van algemeen religieusen inhoud". Wij zouden nog een stap verder willen gaan en stellen: in deze tijd
bezit de rechtervleugel van de kerk de hegemonie op het gebied van het
kerklied. De belangrijkste in deze
tijd verschijnende liedbundels, de bundel Verscheidenheid en Eenheid (1859) en de bundel Christelijke Gezangen
(1854) bevatten door het piëtisme of
door het Reveil geinspireerde liederen, terwijl deze stromingen ook
sterk in de bundel van de Hersteld Evangelisch Luthersche Gemeenten (1857)
vertegenwoordigd zijn. Deze hegemonie wordt nog versterkt door het feit dat de Groninger richting, die tot de opkomst
van de modernen de linkervleugel van
de NHK uitmaakte, een concept voor het
kerklied heeft dat zeer dicht tegen het piëtisme aanligt. Hofstede de Groot
wil vrome, stichtelijke, op het gemoed werkende liederen. De Romantiek brengt bier Groninger richting en piëtisme
bij elkaar. Deze hegemonie van de
kerkelijke rechtervleugel op het gebied van het kerklied is naar onze mening de
belangrijkste reden waarom de rechtervleugel van de kerk zo sterk in de
Vervolgbundel vertegenwoordigd is. De
richtingenstrijd in de kerk is ook terug to vinden in het debat over het karakter van de gezangen. De moderne
rapporterende commissie uit de synode
van 1862 wil gezangen die met de eigen taal, zeden en denkwijze van de tweede helft der negentiende eeuw
overeenstemmen. Daartegenover stellen de commissie voor de Vervolgbundel
(1863) en de gecommitteerden uit de synodale
commissie (1864-1865) dat de gezangen moeten beantwoorden aan de onveranderende
behoeften van het menselijk hart en van de gemeente, respectievelijk aan
het geloof van de gemeente in het eeuwig Evangelie. Tenslotte
is onder invloed van de richtingenstrijd ook de plaats van de klassieke
gezangen in de Vervolgbundel veranderd. In de concept-Vervolgbundel uit 1862 staan de klassieke gezangen verspreid door de bundel. Het zijn daarmee liederen gelijk aan alle
andere liederen, echter hun inhoud,
hun auteur, de gelegenheid waarbij ze geschreven zijn en hun catholiciteit doen hen oplichten temidden van
de andere liederen54. Vanaf 1863 staan de klassieke liederen bijeen in een aparte rubriek. Ze
zijn anders dan de overige liederen.
In het voorwoord bij de definitieve Vervolgbundel
heet het dat omtrent hun „voortreffelijkheid onder de Protestanten slechts eene stem is", maar men
voegt daar aan toe dat ze door „taal en kleur" minder geschikt zijn voor
hedendaags kerkgezang. Zo zijn de
klassieke liederen meer oude en eerbiedwaardige museumstukken dan gezangen
die nu gezongen kunnen worden. De
na de scheiding van kerk en staat (1848) ontstane ecclesiologische crisis in de NHK uit zich vanaf het eind van de
vijftiger jaren in een steeds feller wordende richtingenstrijd. Een
richtingenstrijd die ook de discussies rond de Vervolgbundel beheerst.
Zo onherstelbaar zijn de breuken in 1869
reeds dat de confessionele gemeentes weigeren de Vervolgbundel in te voeren55.
De crisis van de NHK betekent ook de crisis van een wijze van kerkbestuur, waarin een schaamteloze
vermenging van bestuurlijke posities
en financieel eigenbelang getolereerd wordt. De synode maakt een einde aan deze tolerantie. De zeggenschap over een
gezangenbundel van de kerk
verschuift van een particuliere commissie, de commissie van toezigt , naar het
bestuur van de synode. Zo versterkt de synode haar greep op bestuur en
eredienst van de NHK. 1. Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen, Amsterdam
1869 2. Evangelische Gezangen, Amsterdam
1806 4. Voor dit onderzoek heb ik gebruik gemaakt van het
archiefmateriaal met betrekking op de Vervolgbundel van het archief van de NHK
1816-1945 Rijksarchief te Den Haag, zoals de Handelingen van de synodale
commissie, notulen van de commissie van toezigt, notulen van de commissie voor
de Vervolgbundel, alsmede diverse brieven, rapporten en concept-Vervolgbundels.
Zie ook: C.C. Wessel, De produktie van de Vervolgbundel op de Evangelische
Gezangen, skriptie Fakulteit der Godgeleerdheid Universiteit van Amsterdam
1987. 6. Contract Evangelische Gezangen,
Archief NHK 1816-1945 doos 976. 7. Archief NHK 1816-1945 doos 979 nr.
10 „Lijst van inkomsten en uitbetalingen". 8. Handelingen 1847, blz. 165 9. Handelingen 1848, blz. 205 10. Handelingen 1847, blz. 172 11. Handelingen 1847, blz. 173. Men denkt daarbij aan de
volgende gelegenheden: „de aanneming van lidmaten, de doop van bejaarden, de
voorbereiding des Avondmaals, de huwelijks-inzegening,
de bevestiging, de intrede, het afscheid en het overlijden van eenen Leeraar,
de bevestiging van Kerkeraadsleden, de Kerkhervorming, de oudejaarsdag" Handelingen 1847, blz. 172 12. Handelingen 1847, blz. 173 13.
Handelingen 1853, blz. 107 14. Handelingen 1853, blz. 107. 15. Brief van de predikanten der Hervormde Gemeenten in de
ring Heerenveen aan de synode d.d. 9 juni
1857 geregistreerd onder N 8439 en een brief van de predikanten in de ring
Workum uit dezelfde maand geregistreerd onder N 8425. 16. Verslag van de commissie van toezigt d.d. 7 juni 1854,
geregistreerd onder N 6530 17. Handelingen 1854, blz. 56 18. Brief van
de commissie van toezigt aan de Algemeene Synodale Commissie d.d. 11 april 1855
geregistreerd onder N 6912 en brief van de commissie van toezigt aan de Algemeene Synodale Commissie d.d. 4
juni 1856 geregistreerd onder N 7681. 19. Zie notulen
commissie van toezigt 1855 Archief NHK 1816-1945 doos 979 en notulen commissie
van toezigt 1858, de brief van de commissie van toezigt aan de Algemeene
Synodale Commissie d.d. 4 juni 1856 geregistreerd onder N 7681 alsmede de brief
van de commissie van toezigt aan de Algemeene Synodale Commissie d.d. 21 april 1860
geregistreerd onder
N 351. 20. Brief van
de Evangelische Gezangencompagnie aan de Synode d.d 18 juni 1859 geregistreerd
onder N 9835. 21.
Zie contrakt Vervolgbundel, Archief NHK 1816-1945 doos 976. 22.
Brief 31 oktober 1865 van de Evangelische Gezangencompagnie aan Van Hasselt,
Archief NHK 1816-1945 doos 982. 23. Brief van de commissie van toezigt aan de Algemeene
Synodale Commissie d.d. 21 april 1860 geregistreerd onder N 351 24. Handelingen 1861 Bijlage B blz. 15. 25. Notulen commissie voor de Vervolgbundel 14 en 15 april
1863, Archief NHK 1816-1945 doos 982. 26. Brief van de commissie tot verzameling van eenen tweeden
Bundel Evangelische Gezangen aan de synode der NHK d.d. 11 juni 1859
geregistreerd onder N 9819. 27. Handelingen
synodale commissie 20 mei 1858. 28. Brief van de commissie tot verzameling van eenen tweeden
Bundel Evangelische Gezangen aan de synode der NHK d.d. 11 juni 1859
geregistreerd onder N 9819. 29. Ibidem 30. Handelingen 1859, blz. 73 31. Brief van Bouman en
Pijzel aan de synode der NHK d.d. 27 juni 1860 geregistreerd onder N 631 32. Handelingen 1860, blz. 18. 33. Handelingen synodale
commissie 14 november 1860 34. Archief NHK 1816-1945 door 982
Concept-Vervolgbundel 1862/63. Voor een lijst van titels, beginregels en auteurs zie C. C. Wessel, Vervolgbundel blz.
119-127. 35. Handelingen 1862, blz. 296-304. 36.
... de wereldbeschouwing, die in vele liederen voorkomt, (is) niet
zelden somber en niet die van den blijmoedigen Christen, die bij de ervaring
van 's werelds ongenoegzaamheid en vergankelijkheid, nogtans de aarde waardeert als een
heerlijk tooneel van Gods liefde; dit vluchtig
en moeitevol leven erkent in zijne hooge waarde; de zegeningen dezes tijds
evenzeer als zijne smarten en
beproevingen weet de schatten als middelen zijner opvoeding". Rapport van
de commissie uit de synode van 1862, Handelingen 1862, blz. 296-304 37. Handelingen 1862,
blz. 458. 38.
Handelingen 1863, blz. 78. 39. Handelingen 1862, blz. 296-304. 40. Handelingen 1863, blz. 159. 41. Brief van de
commissie voor de Vervolgbundel aan de synodale commissie d.d. december 1863
geregistreerd onder N 345. 42. Handelingen 1864,
blz. 18. 43. Handelingen 1864, blz. 317 44. Handelingen synodale commissie 14 november 1864 45. Handelingen 1865,
Bijlage B, blz. 9. Christelijke Gezangen der Hersteld-Evangelisch Luthersche
Gemeenten in Nederland, Amsterdam 1857 46. Handelingen 1865,
Bijlage B, blz. 8 47. Handelingen 1865,
blz. 133 48. Het Lied en de Kerk, A. C. Honders e.a. (red.), Groningen 1977, blz. 306-307 49. Men vergelijke
Hofstede de Groots recensie van de Vervolgbundel in Waarheid in Liefde,
jaargang 1869, blz. 505-512 en zijn herdenkingsartikel bij de dood van Bennink Janssonius in Waarheid in Liefde jaargang 50. Handelingen 1865,
blz. 221 51. Het liefst had de commissie nog
meer liederen van Bennink Janssonius geschrapt. Ter Haar schrijft in een brief
aan van Hasselt d.d. 16 november 1866: „Gul gezegd is de bundel mij niet
medegevallen. Er staan een aantal zeer mediocre stukken in, en deze (het blijve
inter nos) schuilen vooral onder de zoo talrijke producten van onzen vriend
Janssonius", Archief NHK 1816-1945 doos nr. 982. 52. J.G.A. ten Bokum, J.G. Bastiaans
(1812-1875), Amsterdam 1971, blz. 232. Het verslag van de redactiecommissie
(Rapport van de Gecommitteerden tot de uitgaaf van den Vervolgbundel op de
Evangelische Gezangen van 2 juli 1866, geregistreerd onder No. 31) vermeldt dat
Bastiaans enkele melodieën van Hageman overneemt. Dat lijkt ons
onwaarschijnlijk, daar Hageman verder als componist van de Vervolgbundel niet
genoemd wordt. Of staan enkele melodieën ten onrechte op naam van Bastiaans? 53. Dit conflict wordt o.a. beschreven
in J.G.A. ten Bokum, J.G. Bastiaans,
blz. 232-234. 55. Een deel van de rechtervleugel van
de NHK heeft geweigerd de Vervolgbundel te gebruiken, daartoe aangespoord door
o.a. een recensie van W. J. Jorissen Mz. in het Kerkelijk Weekblad (tevens ten
dienste van de confessionele vereniging en de provinciale Friesche vereeniging, veertiende jaargang
no 57, 25 juni 1869) |