Biografie
Visser 't Hooft |
|
Naar Homepage Naar Archief Naar Weblog Naar Preekarchief |
Willem
Visser ’t Hooft (1900-1985) werd geboren in een
aanzienlijke Haarlemse familie. Belangrijk voor zijn vorming was de
Nederlandse
Christen-Studenten Vereniging (NCSV). Als scholier en student
stimuleerde de
NCSV hem om het geloof niet als een eerbiedwaardige cultuurvorm te
zien, maar
als een levende, innerlijke kracht. Via de NCSV kwam hij ook met de
theologie
van Karl Barth (1886-1968) in aanraking. Barth bevrijdde hem definitief
van het
in zijn kringen gangbare cultuurchristendom. Een andere blijvende
inspiratie
deed hij op tijdens een verblijf op het Woodbroke-centrum bij
Birmingham. Daar
ontdekte hij de Amerikaanse Social Gospel-beweging, met zijn praktische
programma voor wereldverbetering. Het zijn twee blijvende pijlers in
zijn
theologie gebleven. Via
de NCSV raakte Visser ’t Hooft betrokken bij de
projecten van de World Student Christian Federation (WSCF) voor hulp
aan studenten
die in de nasleep van WO I in moeilijkheden waren geraakt. Hij werd
gescout en
al op de leeftijd van 23 jaar werd hij gevraagd om internationaal
secretaris te
worden van de YMCA in Geneve. Zo rolde hij in de wereld van
internationale en
oecumenische organisaties. In 1928 verruilde hij de YMCA voor de World
Student Christian
Federation. In de daarop volgende jaren raakt hij betrokken bij de
voorbereidingen voor de oprichting van de Wereldraad van Kerken. In
1938 wordt
hij secretaris-generaal van het comité dat de oprichting van de
Wereldraad moet
voorbereiden. De
hoofdstukken over de oorlog vormen de spannendste
van het boek. Visser ’t Hooft werd vanuit Geneve de spil van het
contact tussen
de Nederlandse regering in Londen en (verzets)groepen in Nederland, de
zgn.
Zwitserse weg. Hij drukte een eigen stempel op de berichtgeving en zag
zichzelf
in toenemende mate als een soort coach van de in zijn ogen onwetende en
weinig
krachtdadige regering in Londen. Hij had daarbij zijn eigen analyses.
Hij zag
het Nationaalsocialisme niet alleen als een Duits probleem, maar als
een
onderdeel van een geestelijke strijd die heel Europa doortrok. Vanuit
die
analyse wilde hij samenwerken met oppositionele krachten in Duitsland.
Hij
bracht ook plannen uit Duitse adellijke oppositiekringen over aan de
Nederlandse en Britse regering. Hun steun zou het interne verzet tegen
Hitler
aanmoedigen. Maar Visser ’t Hooft kreeg geen gehoor. Na de geallieerde
landing
in Normandië verdween de Zwitserse weg en daarmee de politieke rol van
Visser
’t Hooft. Na
de oorlog werd de Wereldraad van Kerken opgericht
in Amsterdam (1948) met Visser ’t Hooft als secretaris-generaal
(1948-1966).
Hij bouwde de Wereldraad uit tot een religieuze NGO met honderden
medewerkers.
Hartstochtelijk probeerde hij de kerken een rol te laten spelen in de
naoorlogse tijd. Hij stuitte daarbij op de grenzen van de kracht van de
kerken
en vooral van zijn eigen opvattingen. Hij kon niet overweg met de
secularisering en hij bleef een fel tegenstander van een gelijkwaardige
interreligieuze dialoog. De komst van kerken uit Afrika en Azië in de
Wereldraad en de jongerenrevolutie in het Westen zorgde bovendien voor
een heel
andere, veel linksere toon in de Wereldraad. Ook zijn autoritaire
manier van
leiding geven paste niet meer bij de tijdgeest. Persoonlijk is hij
misschien
nog wel het succesvolst geweest bij het binnenhalen van de
oosters-orthodoxe
kerken in de Wereldraad. Zeilstra
schrijft in zijn voorwoord dat de enorme
hoeveelheid bronnen die over het leven van Visser ’t Hooft te
raadplegen zijn,
een probleem vormden bij zijn onderzoek. Een minstens zo groot probleem
was dat
Visser ’t Hooft zo ontzettend veel werk heeft verzet en bij zoveel
kerkelijke
en politieke ontwikkelingen betrokken is geweest. Zeilstra is er in
geslaagd de
enorme hoeveelheid materiaal en gegevens te verwerken en een misschien
niet
meeslepende, maar wel heldere en uitstekend leesbare biografie te
schrijven.
Dat is een bijzondere prestatie. Hij houdt daarbij een gepaste
kritische
afstand tot zijn onderzoeksobject en verhult niet dat Visser ’t Hooft
zichzelf
en de rol van de kerk vaak overschatte. Dat elk hoofdstuk voorzien is
van een
inleiding en een samenvatting maakt het tot een goed te raadplegen
handboek. Op
het gebied van de ontwikkeling van de oecumene ligt
er nog een schat aan onderzoeksvragen. Maar ook over het leven van
Visser ’t
Hooft is meer uit te zoeken. Zelf zou ik wel nog meer willen weten over
de
verhouding tussen Visser ’t Hooft en de grote zendingsman John Mott
(1865-1955).
John Mott was een oecumenische en missionaire geweldenaar en steeds de
oudere
voorganger van Visser ’t Hooft. Mott heeft hem bij bijna elke
carrièrestap in
zijn leven naar voren geschoven als de man van zijn keuze. Hoe moet het
voor
Visser ’t Hooft geweest zijn om steeds de schaduw van deze grote man te
voelen?
Coen
Wessel Jurjen
Zeilstra, Visser ’t Hooft 1900-1985, Een leven
voor de oecumene, Middelburg, Skandalon 2018, 574p. €39,50 |