Het ritueel op het stadhuis |
|
Naar Actueel Naar Homepage Naar Weblog |
Maar aan een burgerlijk huwelijk zit ook een ritueel vast. Met familie en getuigen gaat men naar een eerbiedwaardige zaal in het stadhuis. Daar vinden rituelen plaats die rechtstreeks van de kerk zijn afgekeken: het plechtige ja-woord, de beloftes en het uitwisselen van ringen. Het ritueel wordt geleid door een ambtenaar van de burgerlijke stand die een toga draagt, alsof hij of zij een predikant is. In mijn woonplaats Heerenveen wordt het carillon van het gemeentehuis speciaal voor de jonggehuwden bespeeld als waren het kerkklokken. Tegen een meertarief, dat weer wel. Het recht van de staat Met
zo’n
plechtige viering wilde de staat aanvankelijk benadrukken dat de
huwelijkssluiting
inderdaad het recht van de staat was. Tot de invoering van het
Burgerlijk Wetboek in 1811 konden
bruidsparen hun huwelijk ook in de Nederlands Hervormde kerk laten
sluiten. Andersgelovigen
konden dat laten doen bij ‘de magistraat’ op het
stadhuis.
Met het Burgerlijk Wetboek van 1811 heeft de staat het sluiten van een
huwelijk geheel aan zich getrokken. Het
is de kerken zelfs tot op heden verboden om huwelijksvieringen te
houden,
zonder dat de echtelieden eerst door de staat getrouwd zijn. Achter de wet Ook voor
de staat en voor de samenleving heeft het ritueel zin. Het ritueel laat
zien
dat dit de samenlevingsvorm is die de voorkeur heeft en waarop de
samenleving
en haar wetgeving voor een groot deel gegrondvest is. Een belangrijk
deel van
de wetten is immers gebaseerd op het huwelijk of de daarvan afgeleide
woonvorm
van twee partners. Veel minder op het individu en al helemaal niet op
het
polygame huwelijk. Aan deze keuze voor het huwelijk liggen overwegingen
ten
grondslag die voor een belangrijk deel een levensbeschouwelijke basis
hebben. Die
levensovertuigingen staan zo
niet in de wet geformuleerd, want de staat houdt de fictie op dat hij
neutraal.
Dat is hij natuurlijk maar zeer ten dele. De staat kiest niet voor een
christelijke, joodse of humanistische onderbouwing van het huwelijk,
daarin is
hij neutraal. Maar in zijn keuze voor het huwelijk als grondslag van
veel
wetgeving is de staat helemaal niet neutraal. Toch kan ze dat niet
formuleren
in de wet. De motieven voor de belangrijke plaats van het huwelijk liggen als het ware onder
of achter de
wetgeving. Autoriteit Maar
krachtens welke autoriteit kan de ambtenaar van de burgerlijke stand
over
liefde en trouw spreken? Hij is geen predikant die zich op God of de
bijbel
beroepen kan. Ook is er geen burgerlijke wet die liefde voorschrijft en
toch
zal hij er over moeten spreken. Gewetensdwang De
gewetensdwang die optreedt bij het verplichten van een ambtenaar van de
burgerlijke stand om een huwelijk tussen twee mannen of twee vrouwen te
sluiten, terwijl hij daar zelf een tegenstander van is, is dus veel
groter dan
op het eerste gezicht lijkt. Het is misschien tegen het geweten van een
ambtenaar om een kapvergunning af te geven, terwijl hij zich juist
inzet voor
een beter leefmilieu. Maar er is gewoon een gemeentelijke verordening
die de
basis vormt voor het afgeven van de vergunning. Het voltrekken van het
ritueel van de huwelijkssluiting daarentegen rust op de overtuiging en
de autoriteit van de
ambtenaar van de burgerlijke stand. Wordt zijn handelingsvrijheid hem
hier
ontnomen, dan wordt hem in feite de enige basis ontnomen krachtens
welke hij
alle huwelijken sluit. Al zijn woorden en gebaren worden dan nergens
meer door
gedragen. De gewetensbezwaarde ambtenaar voelt dat. En bedankt. Je kan tegen het huwelijk zijn. Je kan ook vinden dat het ritueel op het stadhuis beter geprivatiseerd kan worden. Ieder bruidspaar zoekt dan zelf een ritueelbegeleider. Maar in de huidige situatie is het ruimte geven aan gewetensbezwaren de enige oplossing. Heel verstandig van Balkenende, Rouvoet en Bos. (verschenen in Opinio, Jaargang
1, nr. 10 maart 2007)
|