De
toekomst van het predikantschap: de predikant van intellectueel tot missionaris |
|
Naar
Homepage Naar Archief Naar Weblog |
Toen
ik eind jaren tachtig begon als predikant in Heerenveen was ik vooral
degene
met een universitaire opleiding. Geloof hadden de gemeenteleden wel en
bijbelkennis ook. Van mij werd vooral verwacht dat ik een aantal
verlichte
vernieuwingen door zou voeren. Dat deed ik dan ook. Ik leerde mijn
gemeenteleden na te denken over beleid en over liturgie. In de thema’s
van mijn
preken (o.a. milieu, echtscheiding) en in mijn losse stijl van aanpak
representeerde ik de Randstadcultuur in Fryslân. Ik liet in mijn
persoon zien
hoe moderne cultuur en geloof samen konden gaan. Met
deze invulling van mijn ambt stond ik in de traditie van de verlichte
reformatorische predikant. De predikant van de Reformatie is degene die
zich
intellectueel verdiept heeft in de bijbel en daarvandaan onderricht kan
geven
en de zeden kan bewaken. In de 18e
en
19e eeuw wordt de predikant steeds meer de
vertegenwoordiger van
beschaving en verlichting. Wanneer na 1850 de bijbelkritiek in
Nederland vaste
voet aan de grond krijgt en de moderne theologie opkomt is de predikant
vooral
degene die het geloof van zijn gemeenteleden ‘bij de tijd’ moet
brengen. De
predikant werd een bemiddelaar worden tussen geloof en moderne cultuur.
Zo’n
predikant was ik zeker, hoe klassiek ik mijn eigen geloof ook
verwoordde. Vijfentwintig
jaar later tref ik in Heerenveen en in Hoofddorp, waar ik sinds kort
predikant
ben, een hele andere situatie aan. Kerkenraadsleden hebben allemaal een
opleiding. De
gemeenteleden zijn mondig en nemen onbekommerd deel aan de moderne
cultuur.
Bijbelkennis is alleen bij ouderen aanwezig. Het christelijke geloof
heeft
buiten de kerk geen goede pers. Ik voel me in deze situatie in de
eerste plaats
missionaris d.w.z. een verbreider en verdediger van het christelijke
geloof. In
preken leg ik uit wat goed, mooi en belangrijk is aan het christelijke
geloof.
Ik doe dat anders dan toen ik begon. Toen legde ik uit hoe de bijbel in
elkaar
zat. Nu laat ik zien hoe belangrijk die is voor een mens. Dat is een
verschuiving van een literaire naar een spirituele insteek. In een
onbescheiden
bui voel ik me wel verwant met Bonifatius: een missionaris, een
spirituele man,
een organisator en voor de duvel niet bang. Van solist naar transparante
teamplayer Naast
deze belangrijke inhoudelijke verandering van het predikantsambt zijn
er ook
veranderingen in het functioneren van een predikant. Ik moet meer
samenwerken en
verantwoording afleggen. De predikant volgt daarbij de ontwikkeling in
de
samenleving. Overal
zie je dat er meer
gewerkt wordt in teams. Soms leidt dat tot functiedifferentiatie en
specialisatie – een leraar op een basisschool die alleen les geeft aan
kinderen
met leermoeilijkheden – vaak ook alleen maar tot het verdelen van
taken. Een
andere ontwikkeling is dat iedereen transparanter moet werken en meer
verantwoording moet afleggen: de chirurg ten opzichte van de
verzekeringsmaatschappij, de rechter ten opzichte van de publieke
opinie en de
predikant ten opzichte van zijn kerk en/of zijn gemeente. Tot voor kort waren gemeentes
kleine gemeenschappen die zich ten opzichte van elkaar
profileerden. De predikanten werkten in hun
eentje en moesten zich ook profileren ten opzichte van hun collega.
Geen wonder
dat velen zich tot solisten ontwikkelden. Maar de laatste jaren willen
gemeentes veel meer samenwerken en van een predikant wordt dan ook
verwacht dat
zij of hij samenwerkt met collega’s. Dat vraagt om kwaliteiten op het
gebied
van samenwerken en het afzweren van solisme. Ook binnen de gemeente is
de
predikant veel meer de ‘teamplayer’ geworden waar de
beroepingsadvertenties om
vragen. Een predikant moet
verantwoording afleggen. Ik moet kunnen laten zien wat ik doe, dat ik kwaliteit lever en
dat ik me bijschool.
In elke arbeidsorganisatie worden
deze eisen gesteld en dus ook in de kerk. Het lastige zit hem in de
uitvoering
ervan met daarbij de vraag aan wie en hoe de verantwoording wordt
afgelegd.
Hier stuiten we op een paradox: van een predikant wordt professioneel
werk
verwacht, maar zij of hij doet dat voor het grootste deel in de
niet-professionele omgeving van een plaatselijke gemeente met zijn vele
goedbedoelende of niet zo goedbedoelende vrijwilligers. Het
predikantschap kan
wellicht een kwalitatieve impuls krijgen als de greep van de landelijke
kerk op
de predikanten groter wordt. Dan kan makkelijker gezorgd worden voor
professioneel
toezicht op functioneren, loopbaanbegeleiding, overplaatsing,
nascholing. Het
laatste nieuws is dat er voor een aantal beginnende predikanten een
banenpoule
komt waarbij zij (net als de jeugdwerkers van JOP) in dienst zijn bij
de
landelijke kerk en door kleine gemeentes tijdelijk worden ingekocht.
Misschien
is dat een model dat op grotere schaal toegepast moet gaan worden.
Gemeentes
kopen dan predikanten in, die landelijk in dienst zijn en daar ook
kunnen
worden beoordeeld en begeleid. Maar elke oplossing heeft zijn eigen
nadelen:
meer bureaucratie, andere conflicten. De predikant vergaat nooit Het ambt van predikant zie ik
niet verdwijnen. De overige ambten in de kerk zijn aan erosie
onderhevig. Het
is voor ouderlingen en diakenen moeilijk om de spirituele dimensie van
hun ambt
te beleven. De meeste ouderlingen en diakenen voelen zich dan ook geen
ambtsdrager, maar vooral vrijwilliger. Maar het ambt van predikant
heeft door
de combinatie van spirituele en studieuze verdieping een eigen
spiritueel
karakter. Daarin is het kostbaar voor de predikant – mijn collega’s
doen het
graag. Ook de gemeente zal aan zo iemand behoefte blijven hebben. Ook
als
predikanten in de toekomst voor hun inkomsten deels van een andere baan
afhankelijk zullen zijn, zoals ooit Paulus moest leven van het tenten
maken,
zie ik het ambt van predikant niet verdwijnen. De predikant blijft.
Coen Wessel |