De toekomst van de pioniersplekken | |
Naar
Homepage Naar Archief |
Ontstaan Het
begin van de missionaire beweging rond pioniersplaatsen ligt voor mij
bij de
klacht van het Evangelisch Werkverband dat de evangelischen binnen de
Protestantse Kerk te weinig hun vleugels konden uitslaan. ‘Geef ons
toch een
verlopen kerk in een stadswijk en wij maken er een bloeiende gemeente
van’ was
zo ongeveer hun vraag. Ik kon me we Ook organisatorisch was er
behoefte aan vernieuwing. In de
grote steden leefde al langer onvrede met de organisatie van de kerk.
De kerk
was overal in het land op een zelfde manier georganiseerd in
geografische wijkgemeentes.
Daar zaten gedachten over ‘volkseenheid’ achter. In de kerk moesten
vele
verschillende mensen samenkomen. Voor kleine en grotere dorpen was dat
een
goede organisatievorm. In een
dorp ben
je op elkaar aangewezen en de bevolkingssamenstelling was daar lange
tijd
homogeen. Maar de Nederlandse samenleving werd steeds diverser. Mensen
kwamen
niet meer samen en als ze dat al deden, dan niet in de kerk. Dat werd
het eerst
in de steden gevoeld. In de stad is er een veel lossere band met buren
en buurtgenoten.
Vanuit de grote steden, Amsterdam voorop, kwamen er geluiden dat het
anders
moest. Nieuwe vormen Hans
van
Ark, die eerder als predikant in Wezep zeer succesvol was op missionair
terrein, werd in 2008 aangetrokken als landelijk missionair predikant
en samen
met Nynke Dijkstra hield hij missionaire rondes langs alle classes. Met
een
breed samengestelde werkgroep moesten zij het missionaire werk op poten
gaan
zetten. Het proces om tot pioniersplekken te komen raakte in een
stroomversnelling door een onderzoek van Motivaction. Het
bleek dat hele delen
van de bevolking zich niet aangesproken voelden door de kerk. Alleen
‘traditionelen’ en maatschappijkritische ‘postmaterialisten’ voelen
zich thuis
in de kerk. Maar de kerk sluit niet aan bij groepen De
Nederlandse theologie raakte in deze jaren ook steeds meer betrokken op
de Angelsaksische
wereld, waar de theologie vroeger alleen naar Duitsland of Frankrijk
keek. In
Engeland waren er experimenten met ‘kerkgroei’ en ‘liquid church’. Er werden prachtige
verhalen verteld over
kerken die rond de tafel in een pub begonnen waren en in enkele jaren
tijd
uitgegroeid waren tot kerken met honderden mensen. Zou zoiets ook niet
in
Nederland kunnen? Pionieren Zo rond 2010-2011 komen al
deze lijnen (evangelicaal-missionaire
bevlogenheid, klachten uit de grote steden, onderzoek van Motiv Action)
bij
elkaar en ontstaat er een breed draagvlak voor een uitbouw van het
missionaire
werk. Er ontstaat een stemming van ‘laten we maar beginnen met
experimenteren
en iedereen komt maar met een voorstel’. Aan de ene kant is dat een
hele goede
en open houding: laat 1000 bloemen bloeien en we zien wel wat werkt. Er
zit ook
een goede visie op vernieuwing achter. Vernieuwing ontstaat nooit op
één plek
en uit één concept maar uit verschillende, ogenschijnlijk
tegenstrijdige
initiatieven die – mits ze goed met elkaar communiceren – tot iets
moois
leiden. Tegelijkertijd had dat conceptloze het gevaar dat een aantal
onuitgesproken ideeën in de uitvoeringspraktijk het beleid zouden gaan
bepalen.
Was er wel voldoende doordacht wat de echt zwakke plekken van de
huidige kerk
zijn? Hoe
dan ook, de eerste pioniersplekken gingen van start. Op een aantal
plaatsen
werden arbeidsplaatsen gecreëerd met een specifiek missionaire taak met
financiële en organisatorische steun van de landelijke kerk. Kracht en
zwakte De
kracht van de hele beweging rond pionieren is dat het leidt tot een
broodnodige vernieuwing
van de bestaande gemeentes. De kerk blijft grosso modo zoals hij is,
maar wordt
wat meer bij de tijd gebracht. Een goed en geslaagd voorbeeld daarvan
is het
pionierswerk in de vinex-wijk Getsewoud in Nieuw Vennep. Daar is een
evangelisch-angehauchte wijkgemeente van de grond gekomen met een
aantal nieuwe
vormen, actief gebruik makend van nieuwe media en aantrekkelijk voor
jonge
gezinnen. Een voorbeeld voor gewone gemeentes. De kracht van de
missionaire
beweging was ook te zien op het zeer geslaagde Landelijke Missionaire
Festival
van november 2014, waar op een schitterende manier geprobeerd werd de
oogst van
het pionieren door te geven aan de hele kerk.
De
toekomst van de
pioniersplekken Toen
de eerste pioniersplekken gingen draaien werd de synode in november
2012 zo
enthousiast dat men besloot om te gaan koersen op maar liefst 100
pioniersplekken. Die kant lijkt het nu ook op te gaan. Ik
heb daar ambivalente gevoelens over. Ik zie het enthousiasme van veel
pioniers
en ik zie ook de goede impact die pioniersgemeenschappen op de lokale
kerken
hebben. Maar
als de kerk inzet op heel veel pioniersplekken zullen de meeste
pioniersplekken
het moeten doen zonder geld en dus zonder veel professionele
ondersteuning. Dat
zullen gemeenschappen van relatief kleine groepen mensen zijn, meestal
niet
meer dan 40. Ik betwijfel of ze echt vernieuwend kunnen zijn en of ze
het lang
kunnen volhouden. Bovendien focus je wel erg op het stichten van nieuwe
gemeenschappen. Ik denk dat heel veel mensen in Nederland – en speciaal
in de
doelgroepen die niet door de kerk bereikt worden - niet zitten te
wachten op
deelname aan gemeenschappen. De meeste mensen hebben al hun eigen
gemeenschapjes en netwerken en zitten niet te wachten op een nieuwe
club met verplichtingen.
Pionieren zou in de eerste plaats voor ogen moeten hebben: pionieren in
de
netwerksamenleving. Ik zou pioniers willen hebben die meedoen aan
evenementen
als Lowlands of Mysteryland. Er is niets tegen een nieuwe groep die
samen de
bijbel openslaat, maar ik zou zo graag een bible-app ontwikkelen die op
persoonlijke en spirituele groei gericht is en die mensen thuis of in
de metro
kunnen bekijken op hun smartphone. Nu
is bijna elke pioniersplek gebonden aan een plaatselijke gemeente. De
pioniersplek wordt deels met plaatselijk geld betaald en dus ook
plaatselijk
afgerekend op successen. Veel beter lijkt het me om een aantal
pioniersplekken landelijk
aan te sturen. Dat betekent ook een concentratie van middelen, zodat de
pioniers ook echt geld en tijd hebben om wat te doen. Een
heel aantal mensen staat niet onwelwillend tegenover vormen van
christelijke
spiritualiteit en zingeving en zijn via netwerk-achtige verbanden best
wel
ergens voor te porren. Daar stop je de afkalving van de kerk niet mee
en
misschien is dit ook niet wat je ten diepste wil, maar dit is wel de
manier om
grote groepen te bereiken en de kerk een rol te laten spelen in onze
cultuur. Coen
Wessel |