Batseba en de male gaze
Naar
Homepage


Naar Weblog

Naar
Preekarchief

(noot vooraf: in het project van de Kindernevendienst van Kind op Zondag krijgt elke vrouw over wie het in de Adventstijd gaat een standbeeld)

standbeeld BathsebaDaar staat ze, Bathseba. Ze heeft een standbeeld gekregen. Ze is één van de 5 vrouwen over wie we in de Adventstijd spreken. Ze komen voor in het geslachtsregister waarmee Mattheus zijn evangelie begint. En stuk voor stuk zijn het vrouwen van formaat, dappere vrouwen, sterke vrouwen, vrouwen die hun omgeving trotseren. Rachab, die de verspieders binnen laat, Ruth die met haar schoonmoeder meetrekt, Tamar, Maria. Allemaal sterke vrouwen. Allemaal?

Nee, één van de vrouwen over wie het gaat in deze Adventstijd is helemaal niet sterk, dapper, creatief of noem maar op. Dat is Bathseba. Zij is geen vrouw die zelf het initiatief grijpt. Zij is geen vrouw die stoer ook haar mannetje staat. Zij is een vrouw met wie gedaan wordt. David laat haar halen. 'Kom naar het paleis, de koning ontbiedt je!' Heeft ze de keus om niet te gaan en hoe groot is die keus? Wat kan een koning niet doen: jou bedreigen, je familie, je man. Je moet sterk in je schoenen staan om dan nee te zeggen. En veel mensen staan niet sterk in hun schoenen. Zijn geen helden. Ze hebben eenvoudig niet de macht om een held te zijn.

Over de misstanden bij het televisieprogramma De Wereld Draait Door, waarbij o.a. de presentator zijn medewerkers de huid vol schold, is deze week gezegd: waarom deed niemand zijn of haar mond open. Waarom pikte iedereen het? Waarom lieten die mensen zich uitschelden? Nou, dat weet ik wel. Mensen maken een rekensommetje. Wat kost het me om mijn mond open te doen. Ik wil mijn baan houden, mijn contract verlengen. Wat zullen ze thuis zeggen als ik hier de held uit hang?

Maar het is nog meer. Je bent ook geïntimideerd door iemands aanwezigheid, bij iemands macht. Het is lastig bij jezelf te blijven, bij je eigen gevoel, bij je boosheid, bij je weten ‘ik mag er zijn’. En als je maar lang genoeg uitgescholden en gekleineerd wordt dan verdwijnt dat gevoel van eigenwaarde. Dan verdwijnt het contact met je creativiteit. Dan ben je alleen nog maar bezig met: wat verwachten ze hier van me? Hoe overleef ik hier? Je wordt vlak, je wordt onzichtbaar – zodat niemand je kan kwetsen.

Het is lastig om op basis van de gegevens uit de Bijbel een karaktertekening te maken van Batseba en wellicht sla ik de plank mis met wat ik zeg. Je leert haar niet echt kennen. Maar misschien is dat het juist ook wel: wie ze is komt niet tevoorschijn, verdwijnt naar de achtergrond. Ze is alleen die mooie vrouw met wie David naar bed ging. En wier man hij vermoordde. David, de koning die helemaal de fout in gaat, oe wat een interessant en gecompliceerd karakter is dat. Uria haar man, de principiële en onverschrokken generaal die staat voor zijn manschappen. Dat zijn interessante helden. Maar Batseba is vlak. Wat we van haar weten, wat naar buiten komt is… dat ze gezien wordt.

Daar begint het verhaal mee. Dat David haar ziet. Zij is aan het baden. Ik stel me zo voor op een besloten binnenplaats of wellicht in een tuin bij water. Een plek waar je je veilig voelt. Anderen kunnen je niet zien. Je kan daar naakt zijn, alleen zijn met je eigen lichamen, zonder gevolgen. Waar Batseba denk ik niet op gerekend heeft is dat er één plek in de stad is waarvandaan ze wel gespot kan worden. Dat is vanuit de top van de koningsburcht, vanaf het dak van het paleis. En daar loopt David. Loopt ie te gluren, rond te kijken tot hij iets ziet? Heeft hij al eerder zo vrouwen naar zijn paleis laten roepen. Stalin en Mao deden dat. Hun geheime dienst ging de straat op en plukten zomaar vrouwen van de straat. We weten het niet. We weten wel dat David nu kijkt. Hij ziet Batseba. Of ziet hij haar wel. Ziet hij wel wie ze is. Want hij ziet maar één ding: dat ze mooi is.

Film is bij uitstek het medium waarbij het gaat over kijken. Hoe kijken mensen. Hoe wordt er in films gekeken. Wat laat de camera zien, hoe is de belichting, welke keuzes worden daarbij gemaakt. En steeds meer dringt het besef door dat de camera vrouwen anders benadert dan mannen. Bij mannen wordt getoond wat ze doen, welke acties ze ondernemen. En als je hun gezicht ziet, zie je een vaak een karakterkop, een man hoeft niet per se mooi te zijn om filmster te worden. Bij vrouwen heeft de camera vooral oog voor hoe vrouwen er uit zien. Soms glijdt de camera helemaal over hun lichaam. Als je niet mooi bent als vrouw, kan je het wel schudden in de filmindustrie en waar die oerlelijke Jack Nicholson ook op zijn 83ste nog een mooi karakterrol kreeg, worden de rollen voor vrouwen na hun 40ste minder. Die gewoonte in films is een soort uitvergroting van hoe er naar vrouwen gekeken wordt. Hoe vrouwen op hun uiterlijk beoordeeld worden, ook door mede-vrouwen. En hoe lastig dat kan zijn om je daar toe te verhouden. 

Ik kijk soms wel eens naar het televisieprogramma ‘Het mooiste meisje van de klas’. Dat vertelt het levensverhaal van vrouwen die op school gezien werden als ‘het mooiste meisje’. Het programma is af en toe wat sensatie-achtig maar je kan zien hoeveel impact dat mooi-zijn gehad heeft op hun leven. Het heeft vaak geholpen in hun carrière, ze zijn internationaal fotomodel geworden, ze hadden nooit gebrek aan belangstelling van interessante mannen, ze kregen makkelijker een baan. Maar het heeft hen ook heel veel gekost: niet de beste en trouwste mannen komen op je af, op hun 18e liepen de dingen zo makkelijk in hun leven, waarom zou je gaan studeren. En altijd moet je je verhouden tot al die blikken van mannen en vrouwen.

Misschien zegt u: ‘Ach, dat is de aard van het beestje, mannen zijn nu eenmaal zo, dat ze zo kijken’. Dat weet ik niet, wat ik wel weet is dat het verkeerd is als dit de enige blik is. De schrijfster Emy Koopman vertelt hoe moeilijk het ook voor een jong meisje is om plotseling met al die blikken geconfronteerd te worden. Ze schrijft ‘Anderen verorberen je, met hun blikken, hun handen, hun opmerkingen. ‘Mooi’ zeggen ze of ‘lelijk’ en je waarde is bepaald. Nog voordat je jezelf hebt kunnen vormgeven, ben je al gezien'. Dat is wat de blik van David doet. Hij ziet Batseba. Hij ziet dat ze mooi is. Hij weet niets van haar. Hij wil haar hebben. En haar leven is voorbij. Of misschien was het al veel eerder voorbij. Misschien keken altijd al zo de mensen naar haar en heeft haar man Uria ook zo naar haar gekeken. Hoe moeilijk moet dat geweest zijn, steeds de mensen die naar je kijken. En op het enige moment dat je denkt dat je alleen bent. Alleen met je eigen lichaam. Op het moment dat je zelf naar je lichaam kijkt, alles van je af wil wassen, al het vuil, alle blikken, al het commentaar van anderen. Op dat moment val je in het blikveld van de koning.

Van Batseba horen we verder niet zo heel veel. Ze blijft vlak, een vrouw op de achtergrond, bezig om te overleven. Eén keer horen we dat ze haar hart laat spreken. Adonia, een zoon van een andere vrouw van David, vraagt aan haar of ze aan haar eigen zoon Salomo, die dan ondertussen koning geworden is, een gunst wil vragen. Dat doet ze. Ze gaat naar haar zoon Salomo toe en ze doet haar verzoek. Maar Salomo vermoedt dat ze gemanipuleerd is door Adonia – misschien vermoedt hij dat niet eens ten onrechte. En Salomo voelt zich bedreigd, hij krijgt een woedeaanval, zo groot, daar kan menig televisiepresentator nog een puntje aan zuigen, en hij scheldt haar helemaal verrot. Salomo had ook kunnen zeggen: nee, moeder dat lijkt me geen goed idee. Maar Salomo scheldt haar verrot. Dat is het laatste dat we van haar horen. Nooit zal ze meer wat vragen. Nooit duikt haar naam meer op in de Bijbel. En misschien is dat ook wel wat ze het liefste gewild had. Niet meer gezien worden, onzichtbaar worden, verdwijnen.

Met zijn geslachtsregister wil Mattheus uitleggen dat Jezus een voorgeschiedenis heeft in Israël. Jezus staat in die lange lijn van steeds weer nieuwe geboorten. En als je die hele lijst hoort, hoor je de namen van 40 mannen ‘die verwekte die, en die verwekte die’, als een soort mantra. En je vraagt je af: dat verwekken dat zullen ze toch niet in hun eentje gedaan hebben. Maar in die hele rij van mannen lichten toch nog vijf vrouwen op. In de Adventstijd zullen we bij hen stil staan. Dat heeft een beetje feministische redenen – het gaat zo vaak over mannen in de Bijbel, dus laten we het nu eens over vrouwen hebben – maar het heeft ook exegetische redenen. Als Mattheus tussen al die 40 mannen een vrouw noemt, dan zegt hij: let op, hier gebeurt iets bijzonders. Hier is iets aan de hand dat nog eens extra vertelt wie Jezus is. En zo noemt Mattheus de namen van Maria, Ruth, Rachab en Tamar. Hun namen komen voor het voetlicht. Hij geeft ze een standbeeld. Kijk nog eens naar deze vrouwen. Maar de naam van Batseba noemt hij niet. Mattheus duidt haar aan: ze heet bij hem ‘de vrouw van Uria, die van Uria’. Maar haar eigen naam, Batseba, is ook hier onzichtbaar, onhoorbaar, verdwenen, weggewerkt.

Vandaag noemen we toch met nadruk haar naam. Ja, we richten zelfs een standbeeld voor haar op. En de vraag komt in me op: moeten we wel een standbeeld voor haar oprichten. Zou ze dat wel gewild hebben? Opnieuw al die ogen op haar gericht. Opnieuw al die mensen die haar vangen, beoordelen, inschatten met hun blik? Ze wilde toch het liefste onzichtbaar worden, verdwijnen?

Maar als we nou eens anders naar haar gaan kijken. Dat we niet meer met de ogen van David naar haar kijken. Dat we meer gaan zien dan haar schoonheid. Dat we haar tragiek zien, haar gevangen zitten, haar onvermogen. Haar gesmoorde ontwikkeling. Zou het dan wel kunnen?

Jezus komt niet alleen uit een geslacht van geloofshelden en van sterke, moedige, creatieve vrouwen. Bij Batseba komt hij ook vandaan. Bij een vrouw wier leven geknakt werd in de knop. En dat is te merken in het leven van Jezus. Hij heeft er weet van hoe mensen verdrukt raken. Er op eigen kracht niet meer uit komen. Bevangen zijn door krachten die hen klein houden en neer drukken.

Het standbeeld van Batseba staat er ook voor ons. Wij zijn niet altijd dapper. Niet altijd creatief. We zijn ook gebutst, vervlakt. Ons leven is vaak anders gelopen dan we gedacht hadden en misschien zijn we er zelfs ook nooit aan toegekomen daar een voorstelling van te maken. Maar we zijn mensen van God. Hij kent onze naam. Hij kent de naam van Batseba. Hij kent haar dieper dan ze ooit bij zichzelf gekomen is, hij kent haar van aangezicht tot aangezicht. Hij heeft haar lief om wie ze is. Hij noemt haar naam, Batseba. Amen.

 2 Samuel 11 en Mattheus 1:1-9

 Hoofddorp, 27 november 2022