Batseba
en de male gaze |
|
Naar Homepage Naar Weblog Naar Preekarchief |
(noot vooraf: in het project van
de Kindernevendienst van
Kind op Zondag krijgt elke vrouw over wie het in de Adventstijd gaat
een
standbeeld)
Nee, één van de vrouwen over
wie het gaat in deze
Adventstijd is helemaal niet sterk, dapper, creatief of noem maar op.
Dat is
Bathseba. Zij is geen vrouw die zelf het initiatief grijpt. Zij is geen
vrouw die stoer ook haar mannetje staat. Zij is een
vrouw
met wie gedaan wordt. David laat haar halen. 'Kom naar het paleis, de
koning ontbiedt je!' Heeft ze de keus om niet te gaan en hoe
groot is die keus?
Wat kan een koning niet doen: jou bedreigen, je
familie, je
man. Je moet sterk in je schoenen staan om dan nee te zeggen. En veel
mensen
staan niet sterk in hun schoenen. Zijn geen helden. Ze hebben eenvoudig
niet de
macht om een held te zijn. Over de misstanden bij het
televisieprogramma De Wereld
Draait Door, waarbij o.a. de presentator zijn medewerkers de huid vol
schold,
is deze week gezegd: waarom deed niemand zijn of haar mond open. Waarom
pikte iedereen
het? Waarom lieten die mensen zich uitschelden? Nou, dat weet ik wel.
Mensen
maken een rekensommetje. Wat kost het me om mijn mond open te doen. Ik
wil mijn
baan houden, mijn contract verlengen. Wat zullen ze thuis zeggen als ik
hier de
held uit hang? Maar het is nog meer. Je bent
ook geïntimideerd door iemands
aanwezigheid, bij iemands macht. Het is lastig bij jezelf te blijven,
bij je
eigen gevoel, bij je boosheid, bij je weten ‘ik mag er zijn’. En als je
maar
lang genoeg uitgescholden en gekleineerd wordt dan verdwijnt dat gevoel
van
eigenwaarde. Dan verdwijnt het contact met je creativiteit. Dan ben je
alleen
nog maar bezig met: wat verwachten ze hier van me? Hoe overleef ik
hier? Je
wordt vlak, je wordt onzichtbaar – zodat niemand je kan kwetsen. Het is lastig om op basis van
de gegevens uit de Bijbel een karaktertekening
te maken van Batseba en wellicht sla ik de plank mis met wat ik zeg. Je
leert
haar niet echt kennen. Maar misschien is dat het juist ook wel: wie ze
is komt
niet tevoorschijn, verdwijnt naar de achtergrond. Ze is alleen die
mooie vrouw
met wie David naar bed ging. En wier man hij vermoordde. David, de koning die helemaal de fout in gaat, oe wat een
interessant en gecompliceerd karakter is dat. Uria haar man, de principiële en onverschrokken
generaal die staat voor zijn manschappen. Dat zijn interessante helden. Maar Batseba is vlak. Wat we van haar
weten, wat naar buiten komt is… dat ze gezien wordt. Daar begint het verhaal mee. Dat David haar ziet. Zij is aan
het baden. Ik stel me zo voor op een besloten binnenplaats of wellicht
in een
tuin bij water. Een plek waar je je veilig voelt. Anderen kunnen je
niet zien.
Je kan daar naakt zijn, alleen zijn met je eigen lichamen, zonder
gevolgen.
Waar Batseba denk ik niet op gerekend heeft is dat er één plek in de
stad is
waarvandaan ze wel gespot kan worden. Dat is vanuit de top van de
koningsburcht, vanaf het dak van het paleis. En daar loopt David. Loopt
ie te
gluren, rond te kijken tot hij iets ziet? Heeft hij al eerder zo
vrouwen naar
zijn paleis laten roepen. Film is bij uitstek het medium waarbij het gaat over kijken. Hoe kijken mensen. Hoe wordt er in films gekeken. Wat laat de camera zien, hoe is de belichting, welke keuzes worden daarbij gemaakt. En steeds meer dringt het besef door dat de camera vrouwen anders benadert dan mannen. Bij mannen wordt getoond wat ze doen, welke acties ze ondernemen. En als je hun gezicht ziet, zie je een vaak een karakterkop, een man hoeft niet per se mooi te zijn om filmster te worden. Bij vrouwen heeft de camera vooral oog voor hoe vrouwen er uit zien. Soms glijdt de camera helemaal over hun lichaam. Als je niet mooi bent als vrouw, kan je het wel schudden in de filmindustrie en waar die oerlelijke Jack Nicholson ook op zijn 83ste nog een mooi karakterrol kreeg, worden de rollen voor vrouwen na hun 40ste minder. Die gewoonte in films is een soort uitvergroting van hoe er naar vrouwen gekeken wordt. Hoe vrouwen op hun uiterlijk beoordeeld worden, ook door mede-vrouwen. En hoe lastig dat kan zijn om je daar toe te verhouden. Ik kijk soms
wel eens
naar het televisieprogramma ‘Het mooiste meisje van de klas’. Dat
vertelt het
levensverhaal van vrouwen die op school gezien werden als ‘het mooiste
meisje’.
Het programma is af en toe wat sensatie-achtig maar je kan zien hoeveel
impact
dat mooi-zijn gehad heeft op hun leven. Het heeft vaak geholpen in hun
carrière, ze zijn internationaal fotomodel geworden, ze hadden nooit
gebrek aan
belangstelling van interessante mannen, ze kregen makkelijker een baan.
Maar
het heeft hen ook heel veel gekost: niet de beste en trouwste mannen
komen op
je af, op hun 18e liepen de dingen zo makkelijk
in hun leven, waarom
zou je gaan studeren. En altijd moet je je verhouden tot al die blikken
van
mannen en vrouwen. Misschien zegt u: ‘Ach, dat is
de aard van het beestje,
mannen zijn nu eenmaal zo, dat ze zo kijken’. Dat weet ik niet, wat ik
wel weet
is dat het verkeerd is als dit de enige blik is. De schrijfster Emy
Koopman
vertelt hoe moeilijk het ook voor een jong meisje is om plotseling met
al die
blikken geconfronteerd te worden. Ze schrijft ‘Anderen verorberen je,
met hun
blikken, hun handen, hun opmerkingen. ‘Mooi’ zeggen ze of ‘lelijk’ en
je waarde
is bepaald. Nog voordat je jezelf hebt kunnen vormgeven, ben je al
gezien'. Dat
is wat de blik van David doet. Hij ziet Batseba. Hij ziet dat ze mooi
is. Hij
weet niets van haar. Hij wil haar hebben. En haar leven is voorbij. Of
misschien was het al veel eerder voorbij. Misschien keken altijd al zo
de
mensen naar haar en heeft haar man Uria ook zo naar haar gekeken. Hoe
moeilijk
moet dat geweest zijn, steeds de mensen die naar je kijken. En op het
enige moment
dat je denkt dat je alleen bent. Alleen met je eigen lichaam. Op het
moment dat
je zelf naar je lichaam kijkt, alles van je af wil wassen, al het vuil,
alle
blikken, al het commentaar van anderen. Op dat moment val je in het
blikveld
van de koning. Met zijn geslachtsregister wil
Mattheus uitleggen dat Jezus
een voorgeschiedenis heeft in Israël. Jezus staat in die lange lijn van
steeds
weer nieuwe geboorten. En als je die hele lijst hoort, hoor je de namen
van 40
mannen ‘die verwekte die, en die verwekte die’, als een soort mantra.
En je
vraagt je af: dat verwekken dat zullen ze toch niet in hun eentje
gedaan
hebben. Maar in die hele rij van mannen lichten toch nog vijf vrouwen
op. In de
Adventstijd zullen we bij hen stil staan. Dat heeft een beetje
feministische
redenen – het gaat zo vaak over mannen in de Bijbel, dus laten we het
nu eens
over vrouwen hebben – maar het heeft ook exegetische redenen. Als
Mattheus
tussen al die 40 mannen een vrouw noemt, dan zegt hij: let op, hier
gebeurt
iets bijzonders. Hier is iets aan de hand dat nog eens extra vertelt
wie Jezus is.
En zo noemt Mattheus de namen van Maria, Ruth, Rachab en Tamar. Hun
namen komen
voor het voetlicht. Hij geeft ze een standbeeld. Kijk nog eens naar
deze
vrouwen. Maar de naam van Batseba noemt hij niet. Mattheus duidt haar
aan: ze
heet bij hem ‘de vrouw van Uria, die van Uria’. Maar haar eigen naam,
Batseba,
is ook hier onzichtbaar, onhoorbaar, verdwenen, weggewerkt. Vandaag noemen we toch met
nadruk haar naam. Ja, we richten
zelfs een standbeeld voor haar op. En de vraag komt in me op: moeten we
wel een
standbeeld voor haar oprichten. Zou ze dat wel gewild hebben? Opnieuw
al die
ogen op haar gericht. Opnieuw al die mensen die haar vangen,
beoordelen,
inschatten met hun blik? Ze wilde toch het liefste onzichtbaar worden,
verdwijnen? Maar als we nou eens anders
naar haar gaan kijken. Dat we
niet meer met de ogen van David naar haar kijken. Dat we meer gaan zien
dan
haar schoonheid. Dat we haar tragiek zien, haar gevangen zitten, haar
onvermogen. Haar gesmoorde ontwikkeling. Zou het dan wel kunnen? Jezus komt niet alleen uit een
geslacht van geloofshelden en
van sterke, moedige, creatieve vrouwen. Bij Batseba komt hij ook
vandaan. Bij
een vrouw wier leven geknakt werd in de knop. En dat is te merken in
het leven
van Jezus. Hij heeft er weet van hoe mensen verdrukt raken. Er op eigen
kracht
niet meer uit komen. Bevangen zijn door krachten die hen klein houden
en neer
drukken. Het standbeeld van Batseba
staat er ook voor ons. Wij zijn
niet altijd dapper. Niet altijd creatief. We zijn ook gebutst,
vervlakt. Ons
leven is vaak anders gelopen dan we gedacht hadden en misschien zijn we
er
zelfs ook nooit aan toegekomen daar een voorstelling van te maken. Maar
we zijn
mensen van God. Hij kent onze naam. Hij kent de naam van Batseba. Hij
kent haar dieper dan ze ooit bij zichzelf gekomen is, hij kent haar van
aangezicht tot aangezicht. Hij heeft haar lief om wie ze is. Hij noemt
haar naam, Batseba. Amen. |