Het zelfonderzoek bij de maaltijd
Naar
Homepage


Naar Weblog

Naar
Preekarchief

Met elkaar samenleven, verbonden zijn met elkaar is lastig. Het gaat vaak niet. Het lukt niet. Er komt ruzie, conflict, scheiding. Ook in een kerk, in een gemeente is het lastig. Dat dat is niet van vandaag of gister, al in de eerste gemeentes, in de vroegste tijd van het Christendom is het lastig. Ook in Korinthe. Korinthe is een grote, bruisende havenstad. Een stad waar je rijk kan worden en dat gebeurt. En een stad vol arbeiders die elke dag opnieuw maar moeten afwachten of er werk voor hen is. Er is daar ook een gemeente van volgelingen van Christus met mensen uit sociale klassen. In die gemeente ontstaan conflicten rond de maaltijd die ze elke week samen houden. De maaltijd van de Heer, heette die maaltijd, een maaltijd om Christus te gedenken.

Bij zo’n maaltijd nam iedereen zelf wat te eten mee. Eerst at je dan samen, en als je samen gegeten had, dronk je ook nog samen wijn. Maar wat gebeurt er in Korinthe? Daar houden de rijke christenen alles voor zichzelf. Misschien omdat ze eerder begonnen met eten -  de armen moesten nog lang werken en arriveerden veel later en vonden de hond in de pot – misschien omdat de rijken niet uitdeelden van wat ze meenamen en alles voor zichzelf hielden: hoe dan ook: aan de ene kant zijn er mensen die niet aan de maaltijd hebben kunnen beginnen en honger hebben. En aan de andere kant mensen die hun buikje rond gegeten hebben en al vrolijk aan het tweede deel van de maaltijd begonnen zijn. Ze drinken met elkaar drinken en dat doen ze zo enthousiast doen dat ze dronken zijn. Aan de ene kant een mens met een lichaam met een knorrende maag, aan de andere kant een mens met een laveloos lichaam. Dat is de maaltijd van de Heer in Korinthe.

Paulus is daar woedend over. Jullie noemen het wel een maaltijd van Christus, een maaltijd van de Heer, maar dat is het helemaal niet. Want zoals jullie je gedragen, zoals jullie met elkaar de maaltijd vieren, dat staat ver af van de opdracht die Jezus gaf om hem te gedenken.

En dan spreekt Paulus de woorden die voor ons zo bekend zijn omdat ze terugkomen in ons Avondmaalsformulier. ‘In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam hij een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit tot mijn gedachtenis.’ 25Zo nam hij na de maaltijd ook de beker’…dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat Hij komt’. Paulus zegt: de maaltijd die jullie met elkaar houden, de maaltijd van de Heer, die gaat over onze Heer Jezus Christus. Over Christus die gebroken gaat worden, die gaat sterven. Deze maaltijd gaat er over dat wij verwachten dat Christus komen zal. Als je dat beseft, dat dit een maaltijd is die om Christus gaat, hoe kan het dan dat er iemand hongerig achter blijft.

Iemand die hongerig blijft, dat staat toch mijlenver van de liefde en het offer van Christus van zijn lichaam. Hij gaf zichzelf, en jullie geven niet eens een brood. Jullie drinken wijn om te gedenken dat Christus zijn bloed voor jullie stortte – hoe bestaat het dat je daar dronken van raakt.

Mensen met honger laten zitten, dat is toch niet Christus gedenken. Dan doe je niet alleen je medechristenen, je tafelgenoten te kort, maar je doet Christus zelf te kort, je verraadt hem, je maakt je schuldig tegenover Christus zelf. Dus, zegt Paulus, voordat je jezelf volstopt of het op een drinken zet tijdens deze maaltijd: bedenk dat het om het lichaam van de Heer gaat. Toets jezelf of je wel denkt aan je medemens. Of er voor haar of hem wel genoeg is. Toets jezelf. Want als jij jezelf niet toetst, dan zal God je wel toetsen. Dan zal Christus je toetsen als hij komt. Als jij je volstopt en niet aan een ander denkt, dan eet je jezelf een oordeel, een veroordeling van God.

In de traditie van de kerk is de viering van het Avondmaal losgemaakt van een concrete maaltijd. Misschien is dat gebeurd om elke mogelijkheid van misbruik uit te bannen: als je helemaal geen echte maaltijd viert, dan kan er ook geen misbruik zijn, dan zit er ook niemand met honger aan tafel. De woorden van Paulus dat je jezelf moet toetsen – of dat God dat anders zal doen – die zijn wel gebleven en die zijn een eigen leven gaan krijgen. Ze gingen niet meer over de vraag of je broeder of zuster wel genoeg kreeg, maar ze gingen er over of jij misschien niet iets verkeerd gedaan had. ‘Heb ik niet iets verkeerds gedaan?’ In de Katholieke traditie ga je daarom biechten voor het Avondmaal. In de gereformeerde traditie leidde dat tot een zelfonderzoek voor de Avondmaalsviering, de Censura Morum, op de zondag voorafgaand aan het Avondmaal. In ons land heeft het er toe geleid dat het Avondmaal vaak iets sombers had. O jee, het kan fout gaan. Het leidde ook tot Avondmaalsmijding: ik ga maar liever helemaal niet, want ik heb altijd wel iets verkeerds gedaan. Als ik niet ga loop ik in ieder geval geen risico.

De vraag ‘heb ik misschien iets verkeerds gedaan’ is een verdere doordenking en doorontwikkeling van de vraag die Paulus stelt of er misschien ook iemand honger lijdt aan tafel. De vraag ‘laat ik iemand gebrek lijden’ van Paulus is verbreed en uitgebreid tot een algemeen zelfonderzoek ‘doe ik het überhaupt wel goed’, ook op allerlei andere terreinen. Daar zitten mooie kanten aan. Volgende week vieren we het Avondmaal en ja, onderzoek de komende week je hart maar eens. Kijk, maar eens wat je verkeerd doet.

We zongen daarover in het lied voor de preek:

Voordat ik kan ontvangen brood en wijn
en delen in de maaltijd van de Heer
erken ik wat er donker is in mij
en leg dat neer.             lied 400, Liedboek 2013

Dat brede zelfonderzoek is dus een mooie doordenking van wat Paulus hier zegt. Niks tegen. Maar laat wel duidelijk zijn: wat Paulus hier in de eerste plaats zegt, is, dat iemand aan jouw tafel geen gebrek moet lijden. Dat je tafelgenoot geen gebrek lijdt dat is het fundamentele en daarvandaan is het vervolgens prachtig om ook over allerlei andere tekortkomingen na te denken. De honger van je tafelgenoot is het fundamentele waarin je Christus te kort doet. En dat je daarvandaan ook naar je andere tekortkomingen gaat kijken: dat is een prachtige bonus.

Paulus spreekt in zijn brief vooral rijke mensen aan: zij moeten hun gedrag veranderen. Als jij daar als hongerige aan tafel had gezeten, was je vast en zeker blij geweest met de brief, maar in de brief spreekt Paulus vooral rijke mensen aan. Het gaat over hun gedragsverandering en het gaat over hun zielenheil. Zo staat ook hier weer de rijke in het centrum – weliswaar met zijn wangedrag – maar toch. De camera, de spotlights staan op hen.

Dat is helemaal anders in de psalm die we lazen (Psalm 23, De Heer is mijn herder). Die is niet geschreven met het oog op de gedragsverandering en stichting van de rijke. In de psalm gaat het over een mens die snakt naar wat eten - een grazige weide. Naar behoorlijk water om te drinken. In de psalm is een machteloos mens – en wellicht ook een arm mens - aan het woord. De psalm laat het perspectief van de arme, van de machteloze zien. Die gaat aan tafel. God maakt een tafel voor jou klaar. En kijk eens waar je vandaan gekomen is. Je bent door een donker dal gegaan. Je hebt vijanden. Maar wat gebeurt er: God zelf maakt een tafel voor je klaar. Er staat een tafel gedekt waar jij aan tafel kan gaan, waar brood is om te eten, brood, manna in de woestijn.

Dat is de tafel van de Heer vanuit het perspectief van de arme: eindelijk hoef ik niet in de rij te staan bij de voedselbank. Eindelijk ben ik gelijkberechtigd. Grazige weiden, met eten in overvloed. Drinken, water, om je dorst te lessen. God zelf richt zijn tafel aan voor jou. God belooft: ik ben bij je. Dat zijn de centrale woorden van de psalm. ‘U bent bij mij’. Het is de nabijheid van God, zoals Christus ons in het Avondmaal nabij komt. In ons komt, ons versterkt, kracht geeft, moed geeft. ‘U bent bij mij’.

Ja, het gaat zelfs zo ver dat je beker overvloeit, zodat ook jij eindelijk een keer een beetje dronken kan worden. Wat je altijd die rijken hebt zien doen – volop drinken – terwijl jij moest toekijken met een hongerige maag, dat kan jij ook eens keer doen. Ik ben daar niet helemaal voor, maar ik begrijp wel het verlangen. Ik, ook eens een keertje.

Een gemeenschap vormen is helemaal niet eenvoudig. Of het nu een huwelijk is, een politieke partij, een land of een kerk is, het is niet eenvoudig. We zien maar al te makkelijk politieke partijen, kerken, landen of families door ego’tjes, belangetje en vooroordelen uit elkaar vallen. Echte gemeenschap ontstaat alleen daar waar Christus het fundament en de spiegel is. Als er een gemeenschap is zich wil laten inspireren door de offergang van Christus, waar dus niet jij vooraan staat, maar de zelfgave van Christus. Amen.

1 Korintiërs 11:17-34a en Psalm 23