Palmpasen |
|
Naar
Homepage Naar Preekarchief Naar Weblog |
Marcus
11:1-11 Palmpasen 2015 29 maart De Lichtkring Hoofddorp
Als
Jezus Jeruzalem
binnengaat trekken de mensen hun mantels uit. We hebben het hier de
afgelopen
weken een paar keer over de betekenis van kleding gehad. Dat je met de
kleren
die je draagt iets van jezelf zien, de mens die je bent of de mens die
je zou
willen zijn. Hier leggen de mensen een deel van zichzelf af. Waarmee ze
bekleed
waren, wat hen bescheremde, wie ze waren, ze geven het weg. Het is een
teken
van overgave. Hier ben ik, onbeschermd, zeg me wat ik doen moet, laat
me van u
een nieuwe identiteit ontvangen. Ik sta in uw dienst. De mensen leggen
hun
mantels ook op de grond en de ezel zal er overheen lopen. Dat heeft
iets van
‘loop maar over me heen, vertreed me, vertrap me, ik heb alles voor u
over, ik
zal alles voor u doen. U bent zo groot, zelfs de hoeven van uw ezel
mogen de
grond niet raken, Zo’n
volledige overgave
heeft iets beangstigends. We zien die overgave op het journaal. Dan zie
je
opgewonden menigten scanderen: ‘wij strijden, wij geven ons bloed aan
jou, Al
Baghdadi’ of aan Hamas of wat dan ook,’. Ik vind het afschuwelijk, maar
je kan
je ook voorstellen dat het iets aantrekkelijks heeft voor mensen. Zo’n
complete
overgave. Je hoeft niet meer na te denken, je hoeft niet meer je eigen
afwegingen te maken, je hoeft niet meer te peinzen over de zin van je
leven, je
hoeft niet meer moeizaam te zoeken naar wat God van je wil, je hoeft
eigenlijk
niet meer je eigen leven te leiden, maar: overgave. Alleen maar
overgave. Je
ziel stroomt uit en leeg naar de mens die daar komt. Je leven heeft
plotseling
zin, je bent onderdeel van iets groots, van een zinvolle beweging, wij
gaan
samen de wereld veranderen, we nemen ons lot in eigen handen. Weet
je, ergens kan ik
het me zo ontzettend goed voorstellen, die jongens en meisjes die
afreizen naar
Syrië om daar te gaan vechten. Je leven geven voor de goede zaak,
opkomen voor
je bedreigde geloofsgenoten, strijden voor rechtvaardigheid. Je leven
heeft
plotseling zin, je doet wat goed is. Wie heeft dat niet, dat je je
klein en
mislukt voelt. Ik heb zeker van dat soort periodes in mijn leven gehad.
En dan,
dan mag je vechten, dan mag je een radertje zijn in dat grote geheel,
in dat
grote leger. Je hoeft je alleen maar te geven en dan mag je meedoen en
je mag
jezelf geven als een offer en je kan het heil in dat ene ogenblik van
jouw
offer grijpen. Ik
kijk daar
verbijsterd naar, maar het lastige is: ons geloof heeft iets van die
overgave.
Geloven is een vorm van vertrouwen en het heeft daarmee ook iets van
overgave.
Ik geef mij over aan God. Ik kan in mijn eigen leven ook niet alles
overzien en
dus zeg ik tegen God: op U stel ik mijn vertrouwen. Als de profeet
Jesaja voor
het eerst de stem van God hoort zegt Jesaja haastig: Hier ben ik, stuur
mij,
neem mij in uw dienst. Geloven heeft iets van je hele leven, van hart
en ziel,
van zonder reserve. Geloven is niet iets van ‘Jongens, het is vijf uur
ik ga
naar huis’, geloven is oneindig, het omvat je hele leven. Het gaat over
de
eerste, de laatste en de uiterste zaken van je leven. Maar hoever gaat
die
overgave dan?
Jezus
vraagt onze
overgave. Maar niet omdat wij zo klein en minderwaardig zouden zijn en
daarom
een werktuig voor iets groters moeten zijn. Hij denkt juist heel hoog
over ons.
Wij zijn zelf zijn doel. De mensen langs de route vinden dat Jezus zo
kostbaar
is dat hij zelfs niet op de grond mag lopen. Ze laten nog liever
zichzelf
vertrappen. Maar Jezus wil dat helemaal niet. Hij treedt niet op ons
met zijn
voeten, maar zal straks vlak voor zijn dood de voeten van zijn
leerlingen
wassen. Hij schaamt zich niet voor het stof van de aarde. Hij schaamt
zich ook
niet om zelf klein te zijn. De mensen denken dat zij klein moeten zijn,
en zich
moeten laten vertrappen op de aarde en dat Jezus dan heel groot kan
worden.
Maar Jezus is juist naar de aarde gekomen om ons groot te maken. Om van
ons
grote mensen te maken (net zo groot als Adam en Eva ooit waren). Om van
ons
mensen van God te maken. En dat gaat niet één, twee, drie, in één
groots,
omvattend en heldhaftig gebaar. Het is een langzame en vaak ook
moeizame weg.
Jezus gebruikt in zijn onderwijs het beeld van het zuurdesem. Van het
gist dat
deeg langzaam, maar zeker helemaal doordringt, net zolang totdat de
smaak er
helemaal in doorgedrongen is en het brood gerezen is, groter en mooier
en
voller dan het ooit geweest. Vergelijk
het met een
liefdesrelatie. Ook de liefde berust op vertrouwen en overgave aan
elkaar. Maar
ook een goede liefde is ook op meer gebaseerd. Het is groter en ik moet
eerlijk
zeggen ook moeizamer dan alleen overgave en vertrouwen. Liefde heeft
ook te
maken met vaak moeizaam leren om elkaar veel te gunnen, om niet jaloers
te
zijn, om niet grof tegen elkaar te doen, om je woede te beheersen, om
oprecht te
zijn, om vredelievend en liefdevol zijn. Het vereist iets van jou. Het
eist ook
iets dat je oefent en dat niet vanzelf gaat en waar je niet ook niet
bent in
één gebaar van verliefdheid, omarming, overgave en éénwording. Ik
denk dat de mensen
langs de kant van de weg gedacht hebben: hier komt iemand met zijn
manschappen
de stad binnentrekken. Het begin van een militaire coup en wij doen met
hem mee.
‘Wij geven ons bloed aan jou, Jezus’. Maar Jezus vraagt niet de
overgave om met
hem de militaire strijd in te gaan. Hij vraagt een veel moeilijkere
overgave,
een overgave om je leven vorm te geven, om je hart vorm te geven. Om je
leven
te laten doordringen van hem. Van zijn woorden, van zijn leven, van
zijn hemel.
Daar gaat de echte strijd over. ‘God,
de Heer, heeft
mijn oren geopend’ zegt Jesaja ‘en ik heb geen verzet geboden, ik ben
niet
teruggedeinsd’. Dat is overgave. Langzaam de woorden van God tot je
door laten
dringen, in je leven door laten dringen. Je daar niet tegen verzetten.
Kom
maar, in mijn leven. Doordring mijn leven maar, ik geef me hier aan
over. En
meteen gaat Jesaja verder: ‘ik heb mijn rug blootgesteld aan mijn
folteraars,
wie mij de baard uittrokken bood ik mijn wangen aan’. Dat is de weg van
het
kruis. Wie het zoekt in deze passieve levenswijze van luisteren, van je
laten
doordringen van Gods
woorden, die komt uiteindelijk uit aan de andere kant van
de triomfantelijke intocht van een rebel die de macht grijpt. Die komt
uit bij
een gang naar het kruis, van geslagen worden, van lijden. En natuurlijk
hopen
we en bidden we en vertrouwen we dat ons zo’n gang naar het kruis
bespaard zal
blijven. Maar misschien gebeurt dat ook niet. En komen we
er wel. De volgeling
van Jezus laat alles langzaam tot zich doordringen, zij of hij vecht
niet tegen
de woorden van God. En op een zelfde wijze aanvaardt hij of zij de
consequenties van het geloof. Als
de kinderen straks komen
hebben ze mooi versierde palmpaasstokken bij zich. Ergens lijken
het
palmtakken, waarmee de mensen naar Jezus zwaaien. Of misschien zijn het
toch
vooral kruisen. Tekens van het lijden Maar
ze zijn meer dan tekens van het lijden. Het zijn mooi versierde
kruisen,
kruisen die vruchtbaar blijken te zijn en ons hart en deze wereld
doordringen.
Bloeiende kruisen, met bloemen en narcissen van papier, die de rijkheid
van
heel ons geloof en van alles wat we in de komende week vieren en
gedenken
symboliseren. Kruisen die vooral
gaan over Pasen en over opstanding. Amen. |