De
andere leerling |
|
Naar
Homepage Naar Preekarchief Naar Weblog |
Petrus
kennen we. Hij
is een impulsieve man, een man die fouten maakt, maar toch ook min of
meer de
leiding krijgt over de leerlingen. Petrus
is er bij op die Eerste Paasdag. Als hij van Maria Magdalena hoort de
steen bij
het graf is weggehaald, rent hij er naar toe en hij gaat ook het graf
in. Maar
op de
opstandingsdag is er ook een andere leerling. Wie is die leerling? Het
is een
leerling van wie Jezus veel hield. Als Jezus aanligt aan het laatste
Avondmaal,
is hij erbij, heel dicht bij Jezus. Als Jezus bij het kruis staat is
hij er
bij. En nu ook is hij er bij. Misschien
is het een
wensdroom van mij, maar ergens zou ik die leerling wel willen zijn. Bij
het
Laatste Avondmaal, dicht tegen Jezus aan gedrukt, als een kind bij zijn
ouders.
Staand bij het kruis. Niet weggelopen zoals de andere leerlingen. En
dan nu,
als één van de eersten bij het lege graf. En ergens denk ik dat de
schrijver van
het Johannesevangelie dit ook zo bedoeld heeft. Dat Johannes, de
schrijver van
dit evangelie, tegen ons, niet speciaal mij, maar tegen ons als
hoorders van
het evangelie zegt: jij bent het. Jij bent de leerling die Jezus lief
heeft. Hij
heeft jou lief. Jij bent het die daar zat en die daar stond. Je
bent Petrus niet.
Dat is de man van de grote daden en de grote woorden. Dat is een man
die een
hele kerk zal stichten. Zo ben je niet. Maar jij was er wel steeds bij.
Niet
als hoofdpersoon, maar wel in de buurt. Op donderdag het laatste
Avondmaal. Op
vrijdag de kruisiging. Je was er bij. Je keek toe. Je kon ook niet
anders. Je
stond dicht naast Maria, de moeder van Jezus, en Jezus zei tegen je:
zij is nu
voortaan ook jouw moeder en jij bent haar kind.. Een broeder of een
zuster van
Jezus ben je geworden. Een nieuw kind van Maria. Opgenomen, verworteld
in de
geslachtslijn die reikt naar David en naar Abraham.
En
dan nu getuige van
de opstanding. Sneller dan Petrus ren je. Petrus dat zijn de dominees
en de
priesters en de bisschoppen, dat zijn de mensen van de landelijke kerk,
die
torsen een heel instituut met zich mee, die gaan niet zo snel. Maar jij
bent
vrij, je hebt gehoord van het lege graf en je rent zo hard als je kan,
omdat je
ergens hoop in je hebt. Hoop dat het toch niet voorbij is. Hoop dat de
dood
niet het laatste woord heeft. En juist in deze dagen, de dagen van
aanslagen in
Parijs, Istanbul, Bagdad en nu ook in Brussel, juist in deze dagen
gloeit die
hoop in je, dat er meer is dan het zaaien van de dood. En je komt bij
het graf
en je ziet de linnen doeken. En je weet: hier
klopt iets niet. Maar je aarzelt om
verder te gaan. Je bent niet zo’n hoofdpersoon, niet zo’n haantje de
voorste. En
je bent juist bang voor de dood van het graf en voor alles wat daar mee
te
maken. En
kijk daar is Petrus
al. Als hij eenmaal op stoom is, dan is hij ook goed op stoom en zonder
aarzelen duwt hij jou opzij en stapt hij het graf binnen. En dan durf
jij ook.
En je stapt het graf in en je ziet. De doeken, waar Jezus in gewikkeld
lag. En
ook de doek die zijn gezicht bedekte, ordelijk opgerold, niet zoals
grafrovers
zouden doen. En dan, dan geloof je. Wat
geloof je? Dat
vertelt Johannes niet. Hij vertelt niet dat je uitroept: de Heer is
opgestaan.
Hij vertelt dat je gelooft. Misschien is het een heel onduidelijk
geloof. Iets
dat alleen vaag in jou aanwezig is. Iets dat wel met de opstanding te
maken
heeft, maar ook niet meer is dan een vermoeden dat er meer is dan een
graf.
Maar het is genoeg. Je gelooft. Ik
denk dat dat voor
veel van ons genoeg is. Een beetje geloven. Niet te veel. Niet te
overdreven.
Een beetje. Als in het begin van een verkering – je kan nog terug. Als
met een
teen in het koude water van de zee. Je hoeft er niet helemaal doorheen.
Maar
ook zo ben je de leerling die Jezus lief heeft. Bij
het graf staat nog iemand anders. Dat is Maria van Magdala. Maria van
Magdala
is een figuur van zekere zelfstandigheid. Van eigen actie, eigen
initiatieven
van vroeg opstaan en naar het graf gaan en het verhaal dat over haar
verteld
wordt is het verhaal van wat haar in haar omgaat. Wat er in haar zelf
beweegt
als stapje voor
stapje duidelijk wordt
wat hier gebeurd is. En ook van haar kan ik zeggen: ‘dat ben ik, ik ben
Maria
Magdalena’. Ik sta daar aan het graf. Maar
toch, maar toch ga
je door. Je ogen zijn dan wel verblind, maar ook zo kan je op zoek
gaan. En je draait
je om en daar in tuin, buiten het graf zie je een gestalte. En
jij spreekt je naam.
Hij spreekt je naam. Een stem dringt in je door, raakt je aan. Je ogen
zijn
verblind, maar de stem dringt diep in je ziel. Spreekt je aan op je
wezen, je
identiteit. Resoneert diep in je. En jij, je spreekt, je antwoordt, je
spreekt
je uit. En je antwoord is je wezen en je bestemming. Je zegt Rabboeni.
Mijn
meester. En met dat je zegt: mijn meester, zeg je: ik ben uw leerling.
Dat is
wat je bent en worden wilt: zijn leerling. En
dan zie je dat hij
het is. Dat het Jezus is, dat hij is opgewekt. Je ziet dat de macht van
Pilatus,
van Herodes, van Isis, van terreur, haat en doodsdrift niet het laatste
woord
hebben. En voortaan kijk je met nieuwe ogen naar de wereld. Ogen die
vanuit de
liefde van kruis en opstanding naar de wereld kijken. Ogen die vanuit
de
barmhartigheid van de hemel naar de wereld kijken. En
dat is wat jij gaat
vertellen, zoals Maria het verteld heeft. Zij vertelt – aan de
leerlingen en
misschien had ze nog roodomrande ogen, maar ze vertelt: ik heb de Heer
gezien.
Ik ben gaan zien. Door mijn tranen heen, heb ik gezien. Leerling
ben je
geworden. Zijn stem klinkt in je. Zijn ogen zijn jouw ogen. Zijn geest
is jouw
geest. Je bent zijn geliefde leerling. Misschien met een groot geloof,
misschien met een vaag geloof, maar jij bent zijn geliefde leerling.
Kind van
Maria ben je voortaan, plaatsvervanger
ben je van haar kind dat stierf, mens in de rij van mensen die met
Abraham
begon, levende stem van je meester. Wij
leven in deze
wereld. En we doen dat zonder enige naïviteit en met alle naïviteit van
de
wereld –met alle naïviteit van de hemel. Wij zien. We zien dat Christus
is
opgestaan en dat is het centrum van ons leven. Van ons politieke
handelen ook.
We zien dat liefde overwint. We kijken met ogen van barmhartigheid en
liefde.
Amen. |