Als vreemdeling
in een vreemd land

Naar
Homepage


Naar Weblog

Naar
Preekarchief

Soms kan je je in eigen land vreemdeling voelen. Als je een jaar of zeventig bent dan heb je onze samenleving enorm zien veranderen. In je ouderlijk huis stond vroeger één kolenkachel, nu heb je centrale verwarming of misschien wel vloerverwarming of zonnepanelen. Veel veranderingen waren prachtig. Maar er zijn ook dingen die veranderd zijn, maar waarom eigenlijk? Waarom moet alles moet alles met de computer, wat was er tegen een bankoverschrijving die je gewoon op de bus kon gooien? Je snapt niets van het grove taalgebruik op televisie – en terecht. Waarom doen die mensen zo? De samenleving is een andere kant opgegaan. Je hebt het gevoel dat je vreemdeling in je eigen land geworden bent. En wellicht is de grootste verandering dat zo weinig mensen meer naar de kerk gaan. Christenen zijn een minderheid geworden. Vroeger waren er zoveel meer mensen die naar de kerk gingen. Dat is voor jou lastig, omdat je echt goed moet bedenken waarom je eigenlijk naar de kerk gaat. Het is ook lastig voor de kerk, voor onze gemeente. Je kan er als kerk niet van uit gaan dat mensen weten waar je het over hebt als je over het geloof spreekt. Het automatische respect dat er vroeger toch ook nog was, bestaat niet meer. Ook de kerk lijkt wel een vreemdeling in dit land geworden. Hoe ben je kerk, hoe ben je dan gemeente in zo’n nieuwe situatie?

Misschien ben je wel echt een vreemdeling in Hoofddorp. Ben je hier nieuw komen wonen. Je moest weg uit je land om veilig te zijn, om te kunnen leven. En dan ben je hier. Een samenleving die soms mooi is en er zijn mensen die veel voor je doen. En tegelijkertijd kan ons land ook hard zijn en meedogenloos. Maar Nederland is vooral vaak ook zo anders. Zoveel is anders. Ooit zei een vluchteling tegen me: ‘In ons land kijken leerlingen op tegen hun leraar, dat mis ik hier zo’. En misschien heeft die vluchteling daar gelijk in, misschien ook niet. Maar dat doet er niet toe: het gaat er gewoon hier heel anders aan toe. Niet altijd beter. Anders. Steeds maar anders.

Koning Nebukadnezar van Babylonië heeft Jeruzalem veroverd en heeft mensen in ballingschap naar Babel gevoerd. Zij zijn daar voortaan vreemdelingen. Wat moeten ze daar een verdriet hebben gehad. Ze hebben alles in de steek moeten laten. Ze hebben gezien dat het huis waarin zij en hun familie woonde tot een puinhoop is geworden.

Ach, hoe eenzaam zit zij neer, de eens zo levendige stad.
Een weduwe is ze geworden, heel de nacht weent zij,
haar wangen zijn nat van tranen.
Er is niemand die haar troost.

Jeremia is niet meegevoerd met deze groep ballingen, maar in Jeruzalem achtergebleven en daar vandaan schrijft hij een brief aan de mensen die weggevoerd zijn naar Babel. En wat zou je dan schrijven. Misschien zou je schrijven: wat zijn jullie zielig. Of…ik hoop dat jullie snel terugkomen, ik bid elke dag dat het machtige Babel ten onder gaat, het duurt vast niet lang, nog even volhouden. Nee, niets van dat alles. Jeremia schrijft: ‘Bid voor de voorspoed van Babel, bid voor de stad waarheen je weggevoerd bent, zet je in voor de voorspoed van Babel. Bouw huizen, ga groente verbouwen, ga er een normaal leven leiden: met huwelijken en kinderen. En bid om vrede voor Babel, want de voorspoed van deze stad is ook jullie voorspoed’. Jeremia zegt: ja, jullie zijn vreemdelingen in Babel, je voelt je er niet thuis, maar zorg dat het een thuis voor je wordt.

Tegen nieuwkomers in Nederland zegt Jeremia: zet je in voor dit land, voor Nederland. Maak je dienstbaar. Leer de taal, word onderdeel van de samenleving. Bouw hier een leven op. Nee, lang niet alles is eerlijk en goed in dit land, maar laat dat je niet tegenhouden. Sluit je niet op in je eigen kringetje, sluit je niet op in je eigen gelijk en in je eigen heimwee.

Tegen de kerken en christenen, die zoveel hebben zien veranderen, zegt Jeremia: ook als je niet in de meerderheid kan je kerk zijn: zoek het goede voor de samenleving waarin je leeft. Leef gewoon het evangelie en doe het goede. En nee, die meerderheidspositie krijg je niet terug. Je wordt kleiner. Blijf niet staren op wat vroeger was. Blijf niet dromen over je oude machtspositie: aanvaard de realiteit en richt je er op om in de nieuwe situatie kerk van God te zijn.

Kan je wat Jeremia schrijft echt opbrengen? Ik denk dat het niet in elke situatie lukt. Hoe moet het zijn voor de mensen uit Mariupol en uit Oost-Oekraïne die uit deze gebieden zijn weggevoerd naar Rusland tot in Vladivostok en Kamsjatka aan toe. En zou je dan tegen deze weggevoerde mensen, die alles verloren hebben, die geliefden hebben zien sterven, moeten zeggen: ‘bid voor de stad waar je naar toe gevoerd bent, zet je in voor haar voorspoed?’

Heel wat mensen zullen Jeremia voor een landverrader hebben gehouden. Jij wil dat we samenwerken met de vijand, dat we voor hem gaan werken. Moeten we dan vergeten wat er gebeurd is? Moeten we niet de vijand blijven bestrijden? Ben jij soms hun vriendje, ze moesten je opknopen.

Er zijn ook andere profeten dan Jeremia in Jeruzalem. Zij roepen: ‘God staat aan onze kant. We gaan het kwaad bestrijden en met God gaan we winnen’. Zoals het hoofd van de Russische kerk Kyrill op dit moment zegt: Rusland voert een heilige oorlog. Wij moeten winnen met God voor Rusland’.

Jeremia zegt dat allemaal niet. Integendeel. Hij is erg zelfkritisch. De koningen en de hele bovenlaag van de samenleving hebben jaar in jaar uit niet gedaan wat rechtvaardig was, ze hebben andere goden vereerd, ze hebben hun onderdanen vernederd en uitgebuit en nu hebben ze geoogst wat ze gezaaid hebben. Jeremia kan de ballingschap zelfs als een straf van God zien. Ook daarom is het geen tijd voor wrok tegen Babel, maar het is tijd voor inkeer, omkeer voor zelfonderzoek en voor berouw, ‘wat hebben wij verkeerd gedaan?’.

Ik vind het moeilijk om dat precies zo door te trekken naar vandaag en de achteruitgang van de kerk als een soort straf van God te zien. Maar ik zie de achteruitgang van de kerk ook niet zonder leiding van God. Het is alsof God tegen ons zegt: ik heb een nieuwe taak voor jullie, christenen van Nederland, Nederlandse kerk. Je moet het anders gaan doen. Je moet jezelf opnieuw uitvinden en daar heb ik alle krachten bij nodig. Je moet kijken wat je in je nieuwe situatie moet doen. Je moet een andere kerk worden. Ook dat is omkeer. Christenen van Nederland, zegt God, ik heb iets anders met jullie voor.

Zo spreekt God ook tegen mensen die nieuw in Nederland komen wonen. Hier is alles anders, maar ik heb ook iets anders met jullie voor dan toen je nog in je land van oorsprong woonde. Dit is een nieuw land en hier maak ik nieuwe wegen met jullie.  Luister naar mij. Hou van mij. Stel je hart open voor mij.

En toch nog even. Je bent een man, een vrouw uit de Oekraïens stad Mariupol en je wordt weggevoerd. En je moet blijven daar in je verre Russische ballingsoord. Wat ga je daar doen in die vreemde stad? Een winkeltje openen? Een bedrijfje beginnen? Werk zoeken op een kantoor, in de bouw? Misschien als het mag bij elkaar komen om te bidden. En waar zou je dan voor bidden. Voor Oekraïne, voor je familie thuis, voor je terugkeer. Ja. Of zou je ook bidden voor je vijanden? Voor de mensen die je vervolgen? Voor de stad waar je woont? Om niet in wrok ten onder te gaan. Om rust te vinden bij al je boosheid. Om je hart open te stellen voor God. Misschien is het bovenmenselijk om dat te doen, maar sommige mensen hebben een heel groot hart.

In de traditie van de kerk wordt wel gezegd dat de Klaagliederen door Jeremia zelf zijn geschreven. We weten niet of dat echt zo is, maar ik vind het mooi omdat Jeremia dan getekend wordt, niet alleen als een profeet van kritiek en zelfkritiek, niet alleen als een profeet die zegt, schouder d’r onder, kop d’r veur, richt je op de nieuwe stad en de nieuwe situatie, maar hij laat ook ruimte voor tranen. Tranen om wat verloren is gegaan. Om wat je achter je hebt moeten laten. Om wat zo goed was en waar je zoveel van hield. Een klaaglied dat eindigt in een gebed aan God om samen iets nieuws te maken. Een nieuwe toewending, een nieuwe vroomheid. ‘Laat ons terugkeren’ bidt Jeremia, niet zozeer naar Jeruzalem, maar vooral naar u. Laat ons thuiskomen bij U. Wend u tot ons. Wend ons tot u. Maak ons nieuw. Maak ons van U. Amen.

Jeremia 29:1 en 4-14 en Klaagliederen 1:1-9 en 5:19-21