De
redding van Mozes |
|
Naar Homepage Naar Weblog Naar Preekarchief |
Het
stuk uit Exodus dat we lazen en dan
speciaal het stuk over Mozes die in het nachtverblijf door God wordt
aangevallen is berucht lastig. Het hoort bij de stukken uit de bijbel
die zich
niet zo eenvoudig laten uitleggen en nog meer dan bij andere
bijbelgedeeltes
loop je het risico de uitleg net te veel naar je eigen hand te zetten.
Maar het
is ook een mooi en inhoudsrijk stuk daarom proberen we het, met het
risico dat de
uitleg net iets te gezocht is. Goed
daar gaan we. Om een ingang te zoeken
vergelijk ik het verhaal met dat andere verhaal waarin God een mens
aanvalt.
Het verhaal van de Jacob die worstelt bij de Jabbok. Jacob is dan bezig
terug
te keren naar Israël en daar moet hij zijn broer Esau, die hij bedrogen
heeft,
ontmoeten. Hij is bang voor die ontmoeting. Hij aarzelt en is ook laf:
hij
stuurt vrouw en kinderen vooruit en blijft zelf in de achterhoede. En
dan in de
nacht, als Jacob de Jabbok oversteekt valt God hem aan. Nu
Mozes. Mozes is ook bezig met een
terugkeer. Hij is op weg naar Egypte, het land waar hij geboren is en
opgegroeid. Ook Mozes aarzelt. Steeds als God hem op weg stuurde,
bracht hij er
iets tegen in: wie ben ik nu dat ik naar de farao zou gaan en het volk
Israël
uit Egypte zal leiden. Dat zie ik me niet doen. Bovendien, als ik
straks bij de
Israëlieten kom, dan zullen ze me vragen hoe u heet, ik weet niet eens
uw naam.
En dan nog, ze zullen me niet geloven, als ik zeg dat U, God, aan mij
verschenen
bent. Bovendien stuurt u helemaal de verkeerde. Ik kan helemaal niet
goed
praten. Mij moet u niet hebben. U
kent de momenten dat bij u de moed in uw
schoenen zinkt. Op uw werk moet u echt iets moeilijks doen. Een klus
waar u
huizenhoog tegen op ziet. Omdat het werk zelf moeilijk is, maar ook:
hoe zullen
de anderen reageren: uw baas, de mensen met wie u samenwerkt. Of u moet
het
goed maken, zoals Jacob het goed moest maken met Esau. Het
komt op zo’n moment aan op meer dan
zelfvertrouwen. Er is ook geloof voor nodig. Geloof dat het zinvol is
om dit te
doen. Geloof dat het goed maken, de juiste weg is. Geloof dat de taak
die God
voor je neergelegd heeft, dat je die op je moet nemen en uit moet
voeren. Het is
helemaal niet zo makkelijk om geroepen te zijn door God, dat weet u
zelf ook,
het is veel makkelijke om aan de kant te blijven staan. Mozes blijft
liever
lekker met zijn kudde in de warme woestijn, hij heeft zijn schaapjes op
het
droge. Getrouwd, leuke kids, rijke schoonpapa. En moet hij dat allemaal
opgeven
om naar Egypte te gaan? Wat zal de farao doen, als Mozes hem vraagt om
zijn
arbeidsleger weg te sturen – nou dat ligt voor de hand: uitlachen, in
de
gevangenis en een kopje kleiner. Als Mozes terug gaat naar Egypte staat
zijn
leven op het spel. En waarvoor? Mozes
gaat weliswaar op weg naar Egypte,
maar ook dan nog heeft hij nooit tegen God gezegd: hier ben ik, ik doe
het. En
tegen zijn schoonvader verzint hij een smoes: ja, ik wil nog eens
kijken of
mijn familie in Egypte nog leeft. Geen woord over wat hij gaat doen,
geen woord
over de ontmoeting met God: nee, een familiebezoekje. Zijn
terughoudendheid is ook te zien in
het feit dat Mozes zijn eigen zoon niet eens heeft laten besnijden.
Mozes, de
grote leider van het volk Israël, maar voor zijn eigen kinderen neemt
hij het
allemaal niet zo serieus. Moeten die nu ook besneden worden, een teken
krijgen
dat ze volledig bij God horen? God
is
bezig met dit grootse werk dat hij Israël belangrijker vindt dan de
farao en
zijn familie. Dat stelletje slaven is belangrijker dan de familie van
de farao
die als een God aanbeden wordt. ‘Israël is mijn eerstgeboren zoon’ zegt
God. Belangrijker
dan de eerstgeboren zoon van de farao. Maar terwijl God hier mee bezig
is,
denkt Mozes, ja, aardige klus, gaat hij aarzelend op weg en is hij er
niet met zijn
hele existentie, niet met huid en haar en dus ook niet met zijn eigen
kind bij
betrokken. ‘Ach, die moet later zelf een keuze maken’, denkt Mozes
misschien,
ik wil hem daar niet mee belasten. Maar als Mozes het echt belangrijk
had
gevonden, dan had hij hem er met veel plezier mee belast. En
dan gebeurt het in de nacht, net als
bij Jacob. Mozes wordt aangevallen door God. Bij
Jacob volgde een worsteling met God.
En voor mij is dat een beeld hoe een mens ook altijd met God worstelt
als je
worstelt over de richting van je leven, hoe je ook met God worstelt
over als je
probeert iets goed te maken. De worsteling met een taak, met een
opdracht, en
zeker als die groot is, als het je levensopdracht is die jouw leven in
beslag
neemt, die jou je leven kost, die worsteling is ook een worsteling met
God en
wat God van je wil. Als Jacob worstelt met God, dan is dat ook de
worsteling
met Esau. Het is de voorbereiding op de ontmoeting. Het is de generale
repetitie voor de ontmoeting met Esau, zo’n generale repetitie waarop
je
ontdekt dat het toch nog net anders moet en je op het laatste moment de
boel
moet omgooien. Het scherpt Jacob, het gooit hem terug op zichzelf. Het
delft
dat stukje in hem op, waardoor hij op scherp staat en het enige juiste
gaat
doen. En als hij straks op weg gaat naar Esau, dan weet hij hoe het
moet: hij
laat zijn vrouw en kinderen niet meer voorop gaan, maar hij gaat zelf
voorop.
Hij laat iets van kwetsbaarheid zien. Hij geeft daarmee aan: ja, ik heb
het
fout gedaan, ik heb je bedrogen en ik wil het goed maken. Maar
de worsteling van Jacob is niet meer
dan een stoeipartij vergeleken met wat Mozes overkomt. God worstelt
niet met
Mozes, God probeert rechtstreeks om Mozes te doden. Hij valt hem aan.
Als in de
angstdroom in de nacht voor je grote beproeving. Het is een teken van
God aan
Mozes: Mozes hier heb je mee te maken als je naar Egypte gaat. Jouw
confrontatie straks wordt een confrontatie met de dood. Je gaat niet
gezellig
op familiebezoek, dat weet je zelf ook wel. Je komt terecht in een
confrontatie
op leven en dood. En daarom speel ik nu voor farao die uiteindelijk
proberen
zal heel je volk te vernietigen. Zoals ik jou nu probeer te doden, zal
straks
geprobeerd worden om heel je volk te doden. Besef dat Mozes, bereid je
daar op
voor, bereid je daar innerlijk op voor en hou op met je smoesjes en je
aarzelingen, want dit is serieus, man. En ik verwacht een serieus
antwoord van jou. Het
antwoord komt niet van Mozes, maar van
zijn vrouw Zippora. (Het is altijd wat riskant om alle vrouwen op een
hoop te
gooien – zeker op de vrouwendag 8 maart - maar net als bij zijn
geboorte – toen
Mozes in een biezen kistje werd gelegd en hij gered werd door een
samenspel van
zijn moeder, zijn zus en de Egyptische prinses – is er een vrouw die
hem redt.)
Misschien dat ze meer dan Mozes beseft dat kinderen een onderdeel van
jou zelf
zijn. Dat ze meer dan Mozes beseft: bij de belofte gaat het niet alleen
om een
uittocht en op weg gaan naar een beloofd land, maar het gaat ook om een
volk. Een
land in bezit nemen is nog relatief makkelijk, dat kan een mannenzaak
zijn, hup
veroveren. Je vlag planten. Maar het hele verhaal van Exodus draait er
om dat
er ook een volk gevormd wordt. En dat volk komt tot stand door de
wetten die
God geeft en door de godsdienst: het verbond, de eredienst, de rituelen
die dit
volk aan elkaar en aan God verbindt. En het eerste teken van het
verbond is de
besnijdenis. (In Genesis zijn de mannen bezig met de belofte aan
Abraham van
het land en de vrouwen zijn bezig met de belofte aan Abraham van het
volk). Zippora
besnijdt haar zoon. Ze maakt hem onderdeel
van het verbond van God met Israël. En ze smeert het bloed dat vrij
komt bij de
besnijdenis op de voeten van Mozes. En dan is er een klein Pasen: zoals
in de
nacht van de uittocht, de Paasnacht, God voorbijgaat aan de deuren in
Egypte
waar bloed op gesmeerd is van een Paaslam, zo gaat God voorbij aan
Mozes als
hij op de voeten van Mozes het bloed van de besnijdenis van haar zoon
ziet. Mozes hoort nu volledig bij zijn volk, ook zijn eigen nageslacht
onthoudt
hij niet aan God – al het relatieve is weg en dat is nodig voor alles
wat er
komen gaat. Mozes weet nu: dit wordt een zaak van leven en dood, een
strijd tussen
de farao en zijn eerstgeborene en tussen God en zijn eerstgeborene
Israël. Dit
is iets waar ik vol in moet in moet gaan en dit is iets waarbij het
Pasen zal
worden. God zal ons sparen.
Zoals Mozes hier het Pasen nog voor het
echte Pasen beleeft, zo beleven Jezus en zijn discipelen ook hun Pasen voor het
echte Pasen. Als zij met Jezus de berg op gaan zien zij Jezus in het licht
staan en hij spreekt met Mozes en Elia. Hier in de tijd voordat Jezus zal gaan
lijden – en daar heeft hij net over gesproken – is er iets te zien van een
Pasen. De glorie van de hemel breekt even door. En Jezus en drie van zijn
leerlingen zien daar iets van. Dat ene moment van
zien van de hemelse Christus is ook voor ons een troost en een wegwijs in ons
leven. Het zegt: daar gaat je leven naar toe. Daar ligt jouw bestemming als
mens. Zo word jij met licht omstraald. Deze mens mag je worden. Deel van dit
volk mag jij worden en op weg gaan naar Gods land. Coen Wessel Exodus
4:18-31 en Mattheus 17:1-9
Hoofddorp De Lichtkring 8 maart 2020 |