Bekleed
Naar Homepage

Naar Preekarchief

Naar Weblog
Op haar trouwdag trekt een bruid een prachtige japon aan. Want op zo’n dag op zijn best uit wil zien. En dat doe je niet alleen om zoveel mogelijk complimentjes te krijgen, maar op zo’n dag wil je er op zijn mooist uitzien omdat je als mens het mooiste van jezelf wilt geven. Je wilt het mooiste van jezelf naar voren laten komen. Zo mooi kan ik zijn. Zo mooi ben ik als ik mijn liefde geeft. En de trouwjurk die je aanhebt symboliseert de schittering van de liefde: zo wil ik zijn voor jou. Dit is de schoonheid die jij bij me wakker roept.

We vinden kleding belangrijk, je moet er representatief uitzien. Iemand die er piekfijn verzorgd uitziet, maakt meteen een goede indruk. Maardoophemd uiteindelijk gaat het bij ons om de inhoud en niet om de kleding. Om de vent en niet om de vorm. Om de binnenkant. Verpakking is mooi, maar het gaat bij een mens om wat er in zit. Maar Paulus schrijft over een mens die bekleed wordt, met Christus. En over de nieuwe mens die je aan moet trekken. Alsof het geloof een soort kledingsstuk is, een stuk buitenkant. En nog verbazingwekkender is het dat er in de bijbel zo ontzettend uitgebreid stilgestaan wordt bij de kleding van de hogepriester. Bladzijdenlang, alsof het echt iets heel belangrijks betreft wordt die kleding tot in de details beschreven. Dat het de bijbel niet alleen om uiterlijk vertoon te doen willen we zo wel aannemen. Maar waarom gaat het dan toch over die kleding? Wat wil de bijbel ons daarmee laten zien?

Als in het paradijs de mens en zijn vrouw ontdekken dat zij naakt zijn, vluchten ze weg in het struikgewas. Ze proberen zich te verbergen, want naakt als ze zijn willen ze niet voor God verschijnen. Hun naaktheid heeft te maken met de nieuwe kennis die ze zich verworven hebben. De kennis van goed en kwaad. Het besef dat ze het gebod van God overtreden hebben door de vrucht van de boom te eten. Die naaktheid mag God niet zien. Want zij beseffen dat de mens in zijn naaktheid niet voor God kan bestaan. Dat er een te grote tegenstelling zit tussen de mens, zoals die zomaar is, de mens die zomaar zondigt - en God.

Maar God laat de mens niet naakt rondlopen. God geeft de mens kleren. Hij maakt kleren voor ze en bedekt ze daarmee. De kleding die God ons gegeven heeft bedekt de naaktheid van de mens. Hij bedekt dat wij Gods gebod overtreden. Wij hebben een gave nodig van God. Iets dat hogepriester met efodwe zo niet hebben in ons naakte mens-zijn en zo-zijn. Zonder die gave kunnen we niet voor Gods aangezicht verschijnen. Moeten we het struikgewas in vluchten, zodra God ons ziet. God bedekt de naaktheid van de mens, zoals hij de zonde van de mens bedekt en alleen daardoor, door Gods voortdurende bedekking kan de mens leven voor het aangezicht van God. De kleren, zijn er niet tegen de kou, maar ze bedekken onze schaamte voor ons mens-zijn zonder God.

De kleding bedekt, maar laat ook iets zien. Als God een mens gekleed heeft, kijken we niet meer tegen de naaktheid van een mens aan, maar naar zijn kleding. En de kleding waarmee God een mens bekleed, die richting moet het uit met een mens. In ons hoofdstuk wordt de hogepriester gekleed met de kostbaarste en schitterendste kleding. Zo wil God een mens laten schitteren. Als de kleding van deze hogepriester zo schitterend wil God dat een mens wordt. Want de kleding vertelt niet alleen een verhaal van een buitenkant. Hij vertelt ook wat van de binnenkant van een mens.. Het laat iets zien van het wezen van een mens. Hij roept een mens op om zo te worden.
stierenhelm
Bij voetbalwedstrijden van het Nederlands elftal zie je wel mannen met zo’n vikinghelm lopen, zo’n helm met twee horens. Het drukt iets uit van: kijk uit, hier kom ik aan, eigenlijk ben ik een stier. Net zo sterk, net zo mannelijk, net zo ik-ga-nergens-voor-opzij. Dat is de indruk die de helm op de omstanders maakt. Maar nog belangrijker is de funktie die de stierenhelm naar de drager heeft.  De stierenhelm verandert de menselijkheid van zijn gezicht en geeft hem een alibi om zijn dierlijke kant naar voren te laten komen en uit te leven. De helm roept hemzelf op om stier te worden. Mee te gaan schelden tegen de scheidsrechter, oerwoudgeluiden te maken, noem maar op. De stierenhelm laat dit ene stierlijke deel van zijn persoonlijkheid naar voren komen en de regie overnemen en schuift alle andere lagen van zijn menszijn opzij. Hij zet hem op omdat hij van binnen wil worden als de stier.
Een meisje kleedt zich als de popster Madonna, trekt dezelfde korte rokken aan en hoopt dan ook net zo stevig en vrouwelijk als haar te worden. Een minister schaft zichzelf een Bentley aan, net als Pim Fortuyn, om ook een beetje...

De kleding die God geeft verbergt de mindere kant van een mens en roept een mens op te schitteren, niet alleen van de buitenkant maar ook van binnen, in heel je gedrag en alles wat je doet. Als ik hele nette kleren aantrek, dan word ik altijd vanzelf een beetje netjes, ga ik me net iets keuriger gedragen - in ieder geval de eerste vijf minuten - zo roept de kleding de mens op zich te voegen naar die schitterende tooi van de hogepriester. Om aan die schittering je levenswijze aan te passen. Om zo veel mogelijk weg te gaan van de naaktheid van de zonde en dus de geboden van God niet te overtreden. Als God een mens bekleed met schitterende kleren dan wil hij hem eigenlijk ook met voortreffelijke eigenschappen, met goede morele kwaliteiten bekleden.
In de psalmen wordt verteld hoe God de mens bekleedt met heil. Hij bekleedt een mens met gerechtigheid, met kracht. God legt die deugden op een mens. Want een mens moet niet in zijn naakte staat blijven, maar bekleed worden met de grote gaven van God.

God wil een mens kleden. Ons wil hij met Christus kleden. Christus is als een kledingstuk, dat God op ons legt. Christus is als een hemd dat God over onze naaktheid legt.

In de vroege kerk werd dat uitgedrukt in het doopritueel. De volwassen dopelingen werden naakt door de bisschop gedoopt. doopjurkenHet water reinigde hun naaktheid. Als ze uit het water kwamen kregen ze een wit doopkleed. In dat witte doopkleed liepen ze dan naar buiten, waar de mensen hen opwachtte, en dan trokken ze in dat witte doophemd door de stad. U kunt zich voorstellen hoeveel indruk dat maakte op mensen, in een tijd dat iedereen en alles vies en vuil en smerig was, dat de bisschop daar met die lelieblanke dopelingen door de straten trok. Wij kennen dat zo niet meer, alleen de doopjurk, de stralend witte doopjurk herinnert aan dat doopkleed. Zo stralend wit en zo mooi als dit kleed, zo moet dit kleine mensje worden.

U bent met Christus bekleed. Als een prachtig en schitterend kleed moet Christus over u zitten, om u op te roepen u te gaan gedragen naar dat kleed. Om in uw levenswandel even wit te worden als het doopkleed. Om u in heel u doen en laten te richten op Christus. Christus is het kleed dat God op onze schaamte voor God heeft gelegd.
Heeft dat te maken met uiterlijk vertoon. Voor een deel. Maar als het een uiterlijk vertoon is, dan is het een uiterlijk vertoon dat een innerlijk doel heeft: u te rishten op Christus.
Wordt dan ook zo mooi. Leg af de oude mens. Leg hem af als een oud kleed. Leg hem af zoals  Christus de doeken en (linnen) windsels in het graf afgedaan heeft. Doe aan de nieuwe mens, en schitter als een bruid op haar huwelijksdag.

Exodus 28 en Galaten 3:26-29, Genesis 3:21 Heerenveen 11 augustus 2002