Besnijdenis
van Jezus |
|
Naar Homepage Naar Weblog Naar Preekarchief |
Er
is een tijd geweest dat vandaag (1 januari) een
feestdag was in de RK-kerk. Nee, dat feest was niet Nieuwjaarsdag.
Vandaag werd
gevierd dat Jezus besneden werd. Want Jezus werd op de achtste dag
besneden en
dat is precies vandaag. Ons
kost het enige moeite om van
besnijdenis een feest te maken. In het Jodendom en de Islam is
besnijdenis een
feest. De hele familie komt samen. Maar in grote delen van onze
samenleving is
besnijdenis niet populair, veel mannen denken toch: aan mijn lijf geen
polonaise en sommigen zien het als kindermishandeling. Maar
Jezus wordt besneden. Hij is een
gewoon jongetje uit Israël. Ooit
werd Abraham besneden. Een stukje
van zijn voorhuid werd weggehaald. Voortaan staat op het lichaam van
Abraham
een teken dat hij verbonden is met God. En niet zomaar op zijn lichaam,
maar op
een lichaamsdeel dat met voorplanting te maken heeft, met het verwekken
van
kinderen. Het zegt: dit verbond staat in je lichaam gegrift en het gaat
door
van geslacht op geslacht. En Jezus is één van hen. Hij hoort bij zijn
volk. In
de dagen van Jezus werd er door
mensen buiten Israël, door Grieken en Romeinen, neergekeken op de
besnijdenis.
Ze vonden dat onmannelijk. Echte mannen lieten zich niet besnijden. Dat
deed
iets aan je mannelijkheid af. Want een echte man was uit één stuk.
Stoer,
gepantserd, afgesloten, één, beheerst, ondoordringbaar. Ik
weet niet of dat klopt, maar de vraag
is of je wel zo afgesloten en gepantserd zou moeten willen zijn. Is
het niet
juist goed en mooi als een mens niet alleen maar gepantserd en
afgesloten is. Dan zou je – zo is in de Joodse mystiek wel gezegd – de
besnijdenis
op moeten vatten als een opening, een wond die je open maakt voor God.
De besnijdenis is een
wond in je pantser, in je eenheid en afgeslotenheid. Een
wond die je
open maakt, een barst in je pantser die je opent voor God. Er is een
barst in
alles, a crack in everything, zong de onlangs overleden zanger Leonard
Cohen,
daar komt het licht door naar binnen, that’s where the light comes in.
De
besnijdenis: een wond in je lichaam die een mens opent voor de ervaring
van
God. En als een mens zich opent voor God, dan blijft God niet achter. Het
is een diep bijbels besef dat juist
een verwonding een mens met God verbindt. Ze laten zien dat je geen
‘af’ mens
bent. Je bent niet een volledig mens in je eentje. Ik, individu,
ondeelbaar, op
mezelf. Maar als mens ben je nu eenmaal gewond, niet af. Je staat open,
je
staat open. Open voor een ander, open voor God, open voor wat komen
gaat. Die
openheid laat zien dat je God nodig hebt en dat je andere mensen nodig
hebt om
een echt mens te worden. Juist in je gewondheid, in je je zwakheid, in
je te
kort schieten sta je daar voor open. Paulus
vertelt ergens (2 Korintiërs 12)
dat hij zijn hele leven lang last gehad heeft van pijn. Hij had een
wond die
maar niet genezen wilde. En hij bad en hij bad en het ging maar niet
over. Op
een gegeven moment heeft hij het aanvaard en heeft hij het gezien als
een teken
in zijn leven dat juist deze wond hem dichter bij Christus bracht. In
zijn
zwakheid van zijn pijn en verwonding kon hij ervaren wat de zwakheid
van
Christus was. En dat gaf hem levensmoed, kracht om op God te
vertrouwen. Kracht
wordt zichtbaar in zwakheid zegt Paulus. Met de stemmen van zwakke en
onmachtige
kinderen bouwt u een macht op, zegt de psalm. Niet alleen over Paulus, ook over Franciscus van Assisi wordt verteld dat hij wonden op zijn lichaam had. Overal waar Christus aan het kruis ooit wonden had, had Franciscus wonden op zijn lichaam. Ik weet niet of dat precies waar is en misschien heeft Franciscus wel een handje geholpen – maar het laat iets zien van de identificatie met het gewond-zijn van Christus, die niet alleen Paulus had, maar die bij een christelijk leven hoort. Christus was gewond, hij is een gewonde Messias. Dat is de mens waarmee we ons verbinden. Als we gedoopt worden, als we Avondmaal vieren, dan verbinden we ons met een gewonde Christus. Dat
is ook de diepste
reden dat wij als christenen de besnijdenis niet nodig vinden. Dat is
niet
omdat wij nu eenmaal een ander geboorteritueel hebben, zo van: wij de
doop en
de joden de besnijdenis. De diepste reden dat wij besnijdenis niet
nodig hebben
is dat wij ons met die veel grotere en diepere wonden van Christus
verbonden
hebben. Die hebben wij al op ons lichaam, die openen ons voor God.
Vergeleken
daarmee is de besnijdenis maar een onnozel schrammetje. Je
kan zo ook naar de andere wonden in
je leven kijken. De wonden die wij in ons leven hebben opgelopen. Die
hebben te
maken met de wonden van Christus en die openen ons voor God. Dat maakt
ze niet
mooier, of beter of gelukkiger, maar het geeft je wel een andere
houding. Je
hoeft niet meer te leven alsof ze er niet zouden mogen zijn. Nee, je
wonden
zijn er. Je hoeft er niet trots op te zijn, maar ze zijn er. Het is
belangrijk
ze te aanvaarden en te zien als resonerend met de wonden van Christus. Ze
openen je voor jezelf en voor je
leven: dit is mijn lichaam, dit is mijn leven. Ik ben niet af,
compleet,
volmaakt, maar alle deuken die ik heb afgelopen leren me wel meer wat
menszijn
is, wat het is om als onvolmaakt kind van God aanvaard te worden. Ze
openen je
ook voor zoveel anderen die gewond in onze samenleving staan. Je
herkent de
druk, de stress, de moeite in anderen. Misschien zelfs in het kwaad dat
anderen
doen. Jou aandoen. Het
is vandaag de dag van de besnijdenis
van Jezus en voor ons is het vooral ook Nieuwjaarsdag. Een dag dat we
vooruit
kijken naar het jaar dat gaat komen. Wat er op ons af komt, wat er voor
ons
open gaat. In de zegens hebben we genoemd wat we voor zegen willen hebben. Als we straks gaan bidden zou ik daar ook nog een zegen voor onze wonden aan toe willen voegen. Dat ze ons openen voor God, voor onze naaste en voor onszelf. Amen. Lucas 2:21 en Psalm 8 Hoofddorp 1 januari 2017 Literatuur:
Karin
B. Neutel en Matthew R. Anderson, The First Cut is the Deepest:
Masculinity and
Circumcision in the First Century
Elliot
R. Wolfson, Circumcision,
Vision of God,
and Textual Interpretation: From Midrashic Trope to Mystical Symbol,
History of
Religions, Vol. 27, No. 2 (Nov., 1987), pp. 189-215
Luce Irigaray, Dit geslacht dat niet één is, Amsterdam
1981 |