Naar
Homepage
Naar Preekarchief
Naar
Weblog
|
Als
je geweld op straat ziet, wat doe je dan. Bemoei je je ermee.
“Hé, houd eens op met vechten”.
“Kan je wel, ben jij nou dapper” Of houd je je
mond. Pak je alleen je mobiele telefoon om 112 te bellen. Loop je door?
Het is geen makkelijke keuze. Voor je het weet richt de agressie zich
tegen jou. Krijg jij de klappen of het mes tussen je ribben. Maar je
kan ook geen onrecht verdragen. Slachtoffers van geweld zeggen altijd:
‘het ergste vond ik die mensen die gewoon voorbij liepen, die
zagen wat er gebeurde, maar niets zeiden, niets riepen. Zo eenzaam voel
je je dan, zo volledig in de steek gelaten’.
Mozes grijpt in. Hij ziet hoe een Egyptenaar iemand van zijn volk
slaat. Hij kijkt of niemand hem ziet en slaat de Egyptenaar dood en
verbergt zijn lichaam. Is hij een held, of is hij een moordenaar?
Ik moet denken aan die filiaalchef van Albert Heijn die een winkeldief
achterna ging. En hem niet alleen te pakken kon nemen, maar ook toen de
politie al gearriveerd was de dief in het gezicht bleef schoppen. Voor
Prins Bernard was deze man een held - hij betaalde ook uiteindelijk
zijn boete - maar kan je zomaar het recht in eigen handen nemen en zelf
de strafmaat bepalen.
De volgende dag is Mozes opnieuw getuige van geweld op straat. Hij ziet
hoe twee mannen van zijn eigen volk aan het vechten zijn. En ook hier
wil hij rechtspreken. Wil hij de schuldige aanpakken. Wil hij opnieuw
zijn gevoel van rechtvaardigheid volgen. “Wie heeft u tot
overste en rechter over ons aangesteld?” Waar haal
jij het recht vandaan, is dat alleen jouw goede gevoel?
Mozes luistert naar zijn impulsen. Hij ziet het onrecht, een mens die
geslagen en vernederd wordt. Hij voelt de verontwaardiging, de woede
die naar zijn hoofd stijgt en hij handelt ernaar. Hij is een mens van
deze tijd. Hij doet wat hij voelt. Hij doet het bewust, hij is niet
iemand die geen rem kan zetten op zijn agressieve aandrang en
onmiddellijk zijn driften volgt. Nee, als hij de Egyptenaar doodslaat
kijkt hij eerst naar links en nog een keer naar rechts en pas dan slaat
hij toe. Het is niet in verblinding dat hij zijn aandriften volgt, maar
welbewust volgt hij zijn gevoel, luistert hij naar de stem van zijn
hart. Het is onrecht en ik zal er wat aan doen. Nu. Een eerlijk man,
zal hij zichzelf gevonden hebben. Zuiver. Een hart van goud.
Ik moet denken aan Wijnand Duyvendak en zoveel andere activisten uit de
jaren tachtig. Inbreken voor het goede doel. Om gekonkel van
de regering openbaar te maken. Een prachtig doel.
Ik moet denken aan Vladimir Iljits Lenin. Toen hij een kleine jongen
was vermoordde de tsaristische politie zijn oudere broer. Een gevoel
van haat en een verlangen naar recht, voor zijn broer, voor heel het
geknechte Russische volk beheerste zijn leven. In een verlangen naar
recht keerde hij zich tegen de tsaren en de mensjewieken. Maar eenmaal
zelf aan de macht keerde die haat tegen het onrecht zich tegen zijn
eigen partijleden en zijn eigen volk. Met een impuls tegen het onrecht
kan je een Egyptische man doodslaan, je kan een Tsaar ermee ten val
brengen. Maar je kan er niet een volk mee besturen. Want dan blijft het
jouw gevoel, jouw gevoel voor wat rechtvaardig is. En dan wordt het
jouw willekeur, van jouw persoon, van jouw partij. Het is niet zo dat
de Lenin het goed bedoelde, maar dat de Russische revolutie later
ontspoord is. Het is ook niet zo dat de communisten alleen maar op de
macht uit waren, ook al is dat zeker ook een element. De ontsporing van
de revolutie, de willekeur van leninistisch en stalinistisch Rusland
zat er al van te voren in toen Lenin en zijn partij hun eigen gevoel
van rechtvaardigheid, boven alles zetten. De ontsporing zit niet in hun
slechtste kanten, maar in hun wil om goed te doen en rechtvaardig te
zijn en dat door te zetten. En daarin zijn ze ons ook zo nabij. Daarin
vertegenwoordigen ze iets, dat ook in ons geloof niet onbekend: je
drang naar rechtvaardigheid en naar goedheid, wij komen op voor het
goede. Wij als kerken en als christenen weten wat rechtvaardigheid is.
Een drang die uiteindelijk vernietigend, totalitair blijkt te zijn.
Dat stelt de Hebreeuwse man aan de orde: wie ben jij om recht over ons
te spreken. Waar haal jij het recht vandaan? Wordt het straks jouw
willekeur? Sla je mij straks ook dood, zoals je die Egyptische man hebt
doodgeslagen. Wat heb ik aan jouw gevoel voor rechtvaardigheid
tegenover de Egyptenaren, jouw hoogst persoonlijke opkomen voor het
onrecht, voor ons is die alleen moorddadige willekeur.
Exodus vertelt hoe de ballingschap beëindigd wordt. Hoe een
volk dat niet weet hoe het verder moet toekomst krijgt, recht krijgt,
uitgeleid wordt, rechtgedaan wordt. Dit boek helpt om zicht te krijgen
op onze eigen situatie van ballingschap. Van kerken die de weg kwijt
zijn en niet weten hoe wij in onze samenleving verder kunnen leven en
het evangelie aan de orde kunnen stellen. Van kerken die verstrikt
zitten in hun wil om steeds rechtvaardig te zijn. Die opkomen tegen
armoede, tegen geweld, tegen vreemdelingenhaat, voor een beter klimaat,
maar die niet vaak niet verder kijken dan dat eerste mooie gevoel van
goed te doen en aan de goede kant te staan.
Van Mozes eerste optreden kunnen we leren hoe het niet moet.
Niet je eigen gevoel voor rechtvaardigheid boven alles stellen. Maar
het verhaal is nog schrikwekkender. Want Mozes moet in ballingschap.
Mozes wordt vervolgd door de Farao en hij wordt uitgekotst door zijn
eigen mensen. En hij gaat in ballingschap. Vreemdeling wordt hij in een
vreemd land. Eerst moet hij de woestijn in. Eerst moet hij God
ontmoeten, moet hij leren dat opkomen voor rechtvaardigheid niet genoeg
is.
Toch wordt Mozes’ doodslag hem nergens nagedragen. Nergens in
de rest van de bijbel wordt Mozes erom veroordeeld. Mozes wordt van het
begin af aan geschetst als de man die opkomt voor rechtvaardigheid.
Zoals hij later de man van het recht en van de wet wordt. Het is een
leerweg voor Mozes. Zijn impulsen voor rechtvaardigheid zijn niet
verkeerd. Zijn gevoel voor rechtvaardigheid is een gouden kant van hem.
Maar het moet samen gaan met wetten, die verder rijken dan dit ene
moment van onrechtbestrijding, met recht, met godsdienst en met God.
Mozes moet leren dat niet hij de wet stelt, niet zijn eigen gevoel,
maar dat God de wet stelt. En dat hij zich daar aan moet houden. Dat
alleen in dienst van God en geleid door Gods wetten een mens op een weg
van vrijheid kan komen.
Iets van die leerweg zien we al in dat derde optreden van hem. Als hij
bij de bron komt ziet hij het onrecht dat de herders de zeven meisjes
aandoen. Maar hier doet hij meer dan de grote Wreker uithangen. Hij
schiet de meisjes te hulp. Hij gaat naast hen staan in het conflict dat
ze hebben en dat ze al zijn aangegaan. Hij opereert niet in zijn
eentje, en hij doet het ook niet in het verborgene. Maar in het volle
daglicht staat hij mensen bij die proberen hun recht te krijgen. En als
de kudde mag drinken, loopt hij niet weg, naar de volgende
rechtvaardige daad, maar hij drenkt de kudde. Daar zien we al iets van
een echte leidsman tevoorschijn komen. Iemand die de kudde drenkt. Die
zorgt, die voor de lange duur er is. De meisjes rapporteren thuis wat
ze ervaren hebben: hij heeft ons geholpen tegen de herders en hij heeft
geput en gedrenkt. En dan krijgt Mozes een thuis. Hij heeft zich een
echte helper betoond: hij is welkom, onder de mensen. Amen.
Exodus 2:11-22
Heerenveen 2003/8
|