De
redding van Mozes |
|
Naar Homepage Naar Weblog Naar Preekarchief |
In
het boek Genesis belooft God dat er een
land zal zijn voor het nageslacht van Abraham en dat zijn nageslacht zo
talrijk
zal zijn als de sterren aan de hemel. Maar als het boek Genesis ten
einde is hebben
ze geen land. Sterker nog: ze zitten ze in Egypte. En dat grote volk
blijkt ook
maar heel moeilijk tot stand te komen. Sara, Rebekka en Rachel, ze
hebben alle
drie grote moeite met het baren van kinderen. Sara krijgt één kind,
Rebekka baart
één keer, Rachel sterft bij de geboorte van haar tweede kind. Maar
dan wordt de bladzijde van het boek
Genesis omgeslagen, beginnen we aan Exodus en dan is er niets meer te
merken
van die moeite met het krijgen van kinderen. De vrouwen baren dat het
een lieve
lust is en er ontstaat een echt volk. En direct is er een nieuwe
bedreiging. Er
komen weliswaar kinderen, maar ze dreigen gedood te worden. De farao
heeft
geboden dat alle pas geboren jongens vermoord moeten worden. Maar er is
een vijftal
vrouwen die dit voorkomt. Vorige week heeft u kennis gemaakt met Sifra
en Pua,
twee vroedvrouwen, die weigeren om de kinderen die zij geholpen hebben
om op de
wereld te komen, te vermoorden. Vandaag stel ik u drie nieuwe vrouwen
voor die
in een subtiel samenspel het leven van een kind redden. De eerste vrouw die ik aan u voorstel, is natuurlijk de moeder van Mozes. Ze heeft een kind gekregen. Een jongen. Ze weet wat er kan gebeuren met het kind. Er kunnen zomaar Egyptische mannen en vrouwen komen om haar kind dood te slaan. Want dat is wat de farao tegen zijn volk heeft gezegd: ga er op uit. In de kinderbijbels gaat het altijd over boze soldaten die kinderen komen halen, maar de farao geeft opdracht aan zijn volk. Hij hitst het volk op. De farao voelde zich bedreigd: o, die vreemdelingen krijgen veel meer kinderen dan wij, straks zijn we vreemdeling in ons eigen land, straks worden zij de baas of ze sluiten ze zich aan bij onze vijanden. En nu hitst hij zijn eigen volk op en er zijn altijd mensen te vinden die met plezier een knokploeg vormen. Die als ze weten dat ze politieke rugdekking hebben met plezier intimideren tot moord aan toe. Maar de moeder van Mozes verbergt hem. En
dan komt het moment dat ze weet: nu kan ik het niet
langer
verborgen houden. Er moeten mensen gezien hebben dat ik zwanger ben,
het kind
zal een keer ontdekt worden. En ze offert haar kind op in een poging om
het
leven van haar kind te redden. Ik denk aan de moeders die hun kind
afstaan omdat
ze er niet zelf voor kunnen zorgen. Ik denk aan de moeders in de
Hollandse
Schouwburg die hun kind meegaven aan totaal onbekenden zodat in ieder
geval hun
kind zou blijven leven. Kijk eens hoe zorgvuldig de moeder van Mozes te
werk
gaat. Een mand van riet uit de Nijl die ze zorgvuldig besmeert met pek
en teer,
zodat er geen water vanuit de onderkant naar boven kan komen. Een klein
kistje,
waar de dood niet in mag komen. In de bijbel wordt voor het biezen
mandje
hetzelfde woord gebruikt als voor de ark van Noach. Een schip van leven
op de
woedende baren van de dood. Het
is ontroerend dat aan het begin van
het verhaal van Exodus over de redding van het hele volk, deze liefde
er is om
dit ene kind te redden. Je zou kunnen zeggen: zoals dit ene kind gered
wordt
hier aan het begin, zo zal straks het hele volk gered worden. En zal
God zich
dan niet tonen als de moeder van Mozes? Met net zoveel liefde voor al
zijn
mensen als Mozes’ moeder voor haar kind heeft. Is hij niet met zoveel
liefde
voor zijn mensen als Mozes’ moeder? Het water van de dood dat ook in
onze
levens naar boven sijpelt, onze levens aantast, God probeert het weg te
houden.
De
tweede vrouw die ik aan u voorstel is
de Egyptische prinses. Ze gaat baden in de rivier en dan ziet ze het
mandje.
Hé, een mand denkt ze. En ze vraagt aan een van haar dienaressen om de
mand te
gaan halen. En als ze de mand dan heeft, tilt ze de deksel er af en
ziet ze het
kind. Het jongetje huilt en ze krijgt medelijden en ze realiseert zich:
dit
moet een kind zijn van het volk van de Hebreeën. Ja, en wat nu. Wat doe
je als
je zo’n kind ziet? O, het is een Hebreeuwse jongen. Volg je het gebod
van je
vader, doodslaan. Of zet je het mandje terug – weggaan meiden, we
hebben het
niet gezien, we hebben hier niets mee te maken. Of volg je je hart, wil
je iets
met dit kind van leven hier voor je. Met dit hoopje huilend mens. Zou
ze geaarzeld hebben? Zou u geaarzeld
hebben. Zou u meteen het kind genomen hebben of zou u vooral bang
geweest zijn
voor de consequenties? Maar
de Egyptische prinses krijgt geen tijd om te aarzelen. Misschien heeft
ze niet
eens tijd gehad om alle mogelijkheden te bedenken of te overwegen, want
meteen
staat er een jong meisje voor haar. ‘Zal ik bij de Hebreeuwse vrouwen
een
voedster gaan zoeken om het kind voor u te voeden’. Padam. De prinses
schrikt.
Een voorstel, een plan. Waar komt dat meisje vandaan? Waarom durft ze
me aan te
spreken en stelt ze me dit voor? Welk belang heeft ze er bij? Hoe kent
ze een
voedster? En in een flits heeft de prinses door hoe dit natuurlijk in
elkaar
zit. En nu staat ze voor het blok. Speelt ze mee, met het zusje. Of
niet. Wat
zal haar vader er van vinden? En anderen. Welk gevaar loopt ze zelf?
Staat de
liefde van haar vader op het spel, haar macht als prinses of misschien
wel haar
leven? Ze
speelt mee! Ze laat zich niet door
angst weerhouden. Haar medelijden wint het en ze gaat in op het
voorstel van
het meisje. Uitspreken hoe de situatie precies in elkaar zit kan ze
niet. Haar
dienaressen zullen haar anders verraden. Maar als niemand hier zegt hoe
het
eigenlijk elkaar zit, als niemand dat zegt, dan doen we net alsof we
het
helemaal niet door hebben dat het meisje de moeder van het kind gaat
halen.
Officieel weet de prinses van niets. En jullie ook niet, stomme
dienaressen. En
als dan de moeder van Mozes gehaald is, vraagt de prinses: wilt u het
kind voor
mij voeden? Alsof het kind van haar is. En als teken daarvan betaalt ze
er
voor. Het is een vreselijke scene – zoals bij elke adoptie, een moeder
staat
haar eigen kind af –
maar wat een liefde
en moed staat hier aan alle kanten om een kind te redden. En
dan is er de zus van Mozes, Mirjam. Ze
zit verborgen in het riet. Ze ziet wat er gebeurt, ze ziet dat haar
broertje
niet alleen bij een Egyptische terecht komt, maar nog wel bij de
dochter van de
Farao, bij de dochter van de schoft die het hele plan bedacht heeft om
haar
broer en alle andere Hebreeuwse jongetjes te vermoorden. En toch
aarzelt ze
niet om naar voren te stappen en op haar een beroep te doen. Een beroep
op haar
medelijden, op haar mede menselijkheid, op haar menszijn. Misschien
heeft ze het
medelijden op het gezicht van de Egyptische prinses gezien, misschien
ook niet.
Ik denk dat dit het grootse van Mirjam is dat ze de Egyptische prinses
als een
medemens kan zien. Niet als ‘o, daar heb je de slechte dochter van de
slechte
farao’. Ook dit
hoort bij het ‘heb uw
vijanden lief’ van Jezus: blijf uw tegenstanders, zelfs de grootste,
als mensen
zien. Maak geen duivels van hen. In ieder mens zit iets van humaniteit.
Ja, bij
sommige is dat lang geleden gestorven en zal het nooit meer wakker
worden, maar
bij anderen is het er of kan het wakker gekust worden. ‘Heb uw vijanden
lief’
betekent: blijf ze als mensen zien, ja ook zij kunnen soms je
bondgenoot zijn. De
drie vrouwen hebben alle drie een onverwachte
stap van offer en vertrouwen gezet. De moeder van Mozes heeft haar kind
moeten
loslaten en het moeten toevertrouwen aan een onzekere toekomst. Ze
heeft de
moord op haar kind niet afgewacht, maar heeft een wanhopige poging
gedaan om
haar kind te redden. Ze heeft moeten hopen en vertrouwen dat de dood
het kind
niet overweldigen zal. Mirjam, de zus van Mozes, heeft zomaar een
vijandige
prinses moeten vertrouwen en de prinses, die heeft haar hele
bevoorrechte,
geprivilegieerde bestaan op het spel gezet om één mensenleven te
redden. Ieder
voor zich hadden ze Mozes niet kunnen redden. Maar in een samenspel,
waarbij
ieder van hen die stap van offer en vertrouwen zet, komt Gods redding
tot
stand. Amen. |