Naar
Homepage
Naar Preekarchief
Naar
Weblog
|
Een
maaltijd wil je het liefst met bekenden houden. Samen eten heeft iets
intiems. Bij iemand thuis genodigd worden is een beslissende stap in
een vriendschap. Je stelt je huis open, zoals je je ziel openstelt. Van
de maaltijd probeer je als gastheer iets te maken. Zodat de vreugde
over de lekkere maaltijd zich vermengt met de vreugde over het
gezelschap. Samen eten schept een band.
Jezus en zijn discipelen eten samen de paasmaaltijd. De maaltijd,
voorafgaande aan Pasen, waarop de uittocht uit Egypte wordt herdacht.
Op tafel staat een grote schotel, waar zij hun stuk brood in dopen. Ook
Judas zit aan tafel. Kort tevoren heeft hij met de overpriesters
afgesproken om Jezus over te leveren. Hij heeft er dertig zilverlingen
voor gekregen. Maar nu zit hij gewoon aan tafel, alsof er niets aan de
hand is en hij deelt de intimiteit van het moment.
Jezus zegt: voorwaar, ik zeg u, dat één van u Mij
verraden zal. En alle discipelen vragen meteen: maar ik ben het toch
niet. Ook Judas vraagt dat: Ik ben het toch niet Rabbi? Het lijkt alsof
Judas als hij in het gezelschap van Jezus is, zich helemaal niet
realiseert, dat hij eigenlijk al afscheid van Jezus heeft genomen. Dat
hij in het gezelschap van de hogepriester heel anders sprak. Maar zijn
woorden klinken echt, het is echte ontzetting, ik ben het toch niet,
alsof hij, hier met de twaalven, weer even alleen maar
één van hen is.
In het ene gezelschap stel je je anders op dan in het andere. O, erg
hè, praat je mee bij de één, maar als
de ander zegt: ik snap nu niet dat iemand dat erg vindt, knik je
begrijpend. En je zit niet eens te liegen, want je kan het je allebei
wel voorstellen. Je bent niet een mens uit één
stuk, je bent eigenlijk heel bewegelijk en er zitten verschillende
stemmen in je. De andere situatie activeert andere delen van je denken
en je persoonlijkheid. Tegenwoordig is die veranderlijkheid in een mens
groter dan voorheen. De steeds zich wijzigende bedrijfsculturen dwingen
je mee te gaan, ook innerlijk. Je moet je opvattingen veranderen. En
het wegvallen van traditie en van zuilen, maken het ook makkelijker om
mee te gaan. Je zit ook niet meer zo vast. In onze hele maatschappij
zit die bewegelijkheid. Jarenlang krijgen leraren weinig steun voor hun
problemen met slecht opgevoede leerlingen, ‘hadden ze maar
een vak moeten kiezen’, het andere moment storten alle
televisieploegen zich op ieder incident en komt er op dit punt meteen
een spoeddebat in de kamer en is het onderwijs ‘de basis van
onze maatschappij’.
In een mens en in een samenleving zitten verschillende zielen,
verschillende tendenties. Die gespletenheid beperkt zich niet alleen
tot Judas, het zit in ieder mens, ook in de andere leerlingen. Ook de
andere leerlingen vragen één voor
één aan Jezus: ben ik het? Blijkbaar kunnen zij
het zich voorstellen dat zij Jezus verraden. Ik zal het toch niet zijn.
En daar zit de schrik bij, misschien wel. Ook voor de discipelen is dat
geen onmogelijkheid.
Rond het sterven van Jezus worden de verschillende kanten van een mens
uitgesplitst. De verschillende stemmen in een mens, krijgen vorm bij
één mens, worden bij één
mens uit dit intieme gezelschap gelegd. Bij Judas komt het verraad
terecht, de stem van het verraad die in alle discipelen zit en ik denk
in elk mens. Bij Petrus de verloochening, nee ik ken die man niet. Het
is een angsthazerig gedrag dat iedereen herkent. En bij Jezus komen de
zonde en de rechtsspraak van God daarover terecht. De zonde zit in
ieder mens, maar bij Jezus komt die terecht. Het is zo bijna een
theaterstuk waar je naar zit te kijken, een tragedie en met elk van de
spelers kun je je identiferen, want je hebt het allemaal in je. Het
verraad, de verloochening en de zonde.
Jezus is zich ervan bewust dat wat hij doet niet alleen iets van
hemzelf is, maar dat hij dat doet voor de mensen van zijn kring. Daarom
pakt hij een stuk brood en deelt het uit aan zijn vrienden. Neemt, eet,
dit is mijn lichaam. Het uitgedeelde brood laat zien dat zijn lichaam
voor al die mensen aan tafel uitgedeeld wordt. Wat er aan Jezus gaat
gebeuren is niet alleen iets van hemzelf, maar zoals dat grote Turkse
brood, in stukken wordt verdeeld en ieder een deel krijgt, zo is wat
Jezus doet en ondergaat er ook voor hen.
God heeft hier elk een rol toebedeeld en zo zou je een ogenblik kunnen
denken, dat het verraad van Judas maar een rol is. Dat de rollen van je
leven maskers zijn die je ook weer af kunt zetten, maar die je
eigenlijk niet raken. Maar zo is het niet, want wij zijn geen
toneelspelers in ons leven. Het komt er wel degelijk op aan wat we
doen. Het is waar, we kunnen de omstandigheden van ons leven niet
uitkiezen, we worden geduwd in allerlei rollen: snelle jongen, moeder,
hippe vriendin, ambtenaar. Maar we hebben een vrije wil, we kunnen ja
of nee zeggen tegen de rollen die het leven ons voorlegt. En we kunnen
ook ja en nee zeggen tegen de rol die God ons voorlegt. Het is
goddelijke wil, goddelijke rol-toewijzing dat Jezus sterft, maar het is
zijn eigen keuze dat hij erin mee gaat: niet mijn wil, maar de uwe,
zegt hij tegen God. Het is goddelijke wil dat Judas Jezus verraadt,
maar het is zijn eigen verantwoordelijkheid dat hij inderdaad het
verraad pleegt.
Het briljante van dit hele schouwspel dat hier voor onze ogen opgevoerd
wordt, is dat het geen gewone maaltijd betreft. Het is de paasmaaltijd.
Het brood is geen gewoon brood, het is het paasbrood dat herinnert aan
de uittocht. Het herinnert aan het brood dat de Israelieten niet konden
en mochten laten rijzen omdat ze haastig in de nacht uit Egypte zouden
vertrekken. Jezus betrekt dat paasbrood op zijn eigen weg. Van dat
paasbrood zegt hij: dit is mijn lichaam. Daarmee geeft hij aan dat wat
er met hem gaat gebeuren in het teken van dit paasfeest staat. Hij
betrekt het paasfeest op zijn eigen weg. Het paasfeest kleurt zijn weg:
geschiedenis van de uittocht uit knechtschap en dood naar het leven,
wordt herhaald in de weg van Christus. De wijn is geen gewone wijn, het
is wijn van de paasmaaltijd. Daarvan zegt Jezus: dit is mijn bloed.
Zoals God voorbijging aan de deuren van de mensen in Egypte die hun
huis met bloed bestreken hadden, zo gaat God voorbij aan wie deelheeft
aan mij.
Wij mensen zijn geen individu. Wij zijn niet ondeelbaar. Er zijn
verschillende stemmen in ons, we bestaan uit verschillende delen die
soms maar met moeite bij elkaar gehouden worden. De wethouder die in
het weekend een huisvader voor vrouw en kinderen is, maar door de week
bordelen bezoekt. De man die voor de oorlog zich verre hield van
politiek en kerk, maar in de oorlog een deel van een
onderduikorganisatie leidde. Wij zijn niet mens uit
één stuk. Wij zijn in onszelf veel
gefragmenteerder én we zijn ook veel meer verbonden met
elkaar. Een kind blijft deel van je, ook al heeft het je lichaam
verlaten. De pijn van een vriend voel je diep in je ingewanden, als was
het je eigen pijn. Het verraad van Judas brandt, als was het je eigen
verraad. En je kijkt naar de weg van Jezus als was het je eigen weg. En
het is jouw weg, want een stuk van jezelf gaat mee. Ga je zelf door de
dood naar het leven. Zie je zelf vrijheid, vergeving, uittocht, nieuw
begin.
Tot slot zegt Jezus dat hij niet meer van de wijnstok zal drinken
totdat hij met zijn discipelen in Gods koninkrijk ervan drinkt. Een
aankondiging van zijn dood. Maar vooral ook dat hij met zijn discipelen
in Gods koninkrijk nieuw wijn zal drinken. De maaltijd die hij met zijn
discipelen heeft zal worden voortgezet, hij zal worden voortgezet in
Gods koninkrijk. Dat is het perspectief van deze maaltijd. Niet het
verraad, niet de verloochening, niet de dood. De maaltijd, de
verbondenheid, dat gaat door. Amen
Mattheus
26:17-30 en Exodus 12 zondag 29 februari 2004
|