Schulden |
|
Naar Homepage Naar Weblog Naar Preekarchief |
Deuteronomium 15:1-11 en Marcus 10:17-22 Je hoorde
het tijdens de crisis van de afgelopen jaren: mensen hadden een hoge
hypotheek voor
hun huis genomen. Maar hun huis verminderde in waarde, ze verloren hun
baan of
een partner viel weg, de
hypotheek is
niet meer te betalen. Het huis wordt voor veel minder verkocht,
misschien zelfs
voor een habbekrats geveild. Huis weg, geld weg. Ik moet u zeggen, mijn
eerste
reactie op zo’n te hoge hypotheek is: had je
maar niet zo’n hoge hypotheek moeten nemen.
Je hebt jezelf in je vingers gesneden. Eigen schuld, had je maar niet…
Maar dan
– dan is het iemands eigen schuld en dan. Mensen doen nu eenmaal domme
dingen
of maken afwegingen die achteraf onverstandig bleken te zijn. En de
vraag is
altijd: moet je daarvoor de rest van je leven boeten? Niet voor niets
liggen de
woorden ‘schuld’ en ‘zonde’ dicht bij elkaar. Het heeft allebei te
maken met
iemand iets verschuldigd zijn, in het krijt staan. En voor beide geldt
dat er
soms ook vormen van kwijtschelding nodig zijn. Ook in het
oudtestamentische Israël konden
mensen
in een schuldsituatie terecht komen. Stel je bent een kleine boer.
Normaal leg
je een deel van de oogst opzij om in te zaaien voor de volgende oogst.
Maar nu heb
je een slecht jaar en alleen als je geld leent kan je aan nieuw
zaaigoed komen.
Maar ook het volgende jaar is slecht en wat dan. Dan heb je niks en je
hebt ook
nog eens een schuld. Je kan een stuk land verkopen en daarna je huis en
daarna… God geeft
Israël de wet: eens in de zeven jaar worden schulden kwijt gescholden.
Zoals de
zevende dag in de week een dag van rusten en van ophouden is, zo is het
zevende
jaar een jaar van rust, van kwijtschelding. Zo hoef je als mens niet
ten onder
te gaan. De schulden blijven je niet de rest van je leven achtervolgen. Dat is mooi
voor als je schulden hebt, maar is het dan niet onaantrekkelijk om geld
uit te
lenen? Als u mij geld uitleent, in het vijfde of zesde jaar, dan weet u
straks
in het zevende jaar kan ik fluiten naar mijn geld. Dus u denkt: het is
het
zesde jaar, ik ga die Wessel niks uitlenen. Hij bekijkt het maar. Maar
dat is
niet de bedoeling – het is de bedoeling dat u toch geld aan mij leent
of mij op
andere wijze ondersteunt. Dit systeem kost u af en toe geld, als u
kredietverstrekker bent. Dat is aan de ene kant misschien een nadeel,
maar het
levert het volk Israël wel iets ander op. Ook de mensen onder hen die
genoeg
geld hebben om het uit te lenen en die dus af en toe wat kwijt raken.
Het zorgt
er voor dat zij baas in eigen land blijven. Wat de
laatste jaren in Griekenland gebeurd is, kan niet in het oude Israël. U
kent
het verhaal. De Griekse regering, gaf veel meer geld uit dan er
binnenkwam, had
geknoeid met de boeken en dat ging mis. En wat je toen zag is dat
Europa zei:
wij willen jullie helpen, wij willen jullie krediet geven, maar dan
moet je
precies doen wat wij willen: je moet bezuinigen, je moet de pensioenen
verlagen, je moet bedrijven privatiseren, je moet, je moet, je moet. En
wat de
Grieken ook deden: een rechtse regering kiezen, vervolgens een zeer
linkse
regering kiezen, een referendum houden waarin ze met overgrote
meerderheid ‘Nee’
zeiden tegen een schuldakkoord. Wat
ze
ook deden, ze moesten doen wat Europa zei. Ik zeg niet dat Europa het
goed
heeft gedaan of dat Europa het slecht heeft gedaan – daar heb ik het
niet over.
Griekenland laat zien wat er gebeurt als je in handen van buitenlandse
schuldeisers valt. Dan heb je weinig meer te zeggen over je eigen
zaken. Als je
als land schulden hebt aan mensen in het buitenland, dan lever je een
deel van
je zelfstandigheid in. In het
Oudtestamentische Israël is dat onmogelijk. Lenen van iemand van een
ander volk
zal weinig voorkomen. Het zal altijd
veel voordeliger zijn van een volksgenoot te lenen, want je weet zeker
dat je
bij hem nooit zover in de problemen komt dat je hele leven verwoest is.
Want in
het zevende jaar is je schuld kwijtgescholden. Het betekent voor de gemeenschap van Israël dat ze baas in eigen huis blijven. Er is geen Europese Unie, geen buitenlandse kapitaal verstrekker die bij jou de regels komt bepalen. En dat is belangrijk als je inderdaad volk van God wil zijn. Dan moet je de ruimte hebben zelf je regels je kunnen bepalen en die ook te laten gelden. Je hebt er niets aan dat God je opdraagt om voor de armen te zorgen, als een buitenlandse schuldeiser bepaalt dat je natuurlijk eerst je schulden aan hem moet afbetalen voordat je iets weg kan geven. Of als de buitenlandse schuldeiser zegt: die wetten van jullie, over dat braak laten liggen van het land in het zevende jaar, dat doen we niet meer. En er mag bij de oogst niks achterblijven voor de armen om op te rapen. De regels voor het uitlenen van geld die God hier geeft scheppen de economische voorwaarden om voluit volk van God te kunnen zijn. De bijbel zegt niet alleen dat je goed moet zijn voor de armen. Dat wordt ook gezegd. Het is goed om voor armen te zorgen en hen te helpen en te ondersteunen. Maar de bijbel gaat nog een stap verder. Er worden wetten gegeven die aanzetten geven voor een financieel systeem dat er voor zorgt dat er niet al te grote armoede ontstaat. Dat mensen weer terug kunnen komen, niet altijd arm hoeven te blijven. (Je ziet hier een economisch
systeem voor je waarin mensen
niet wegzinken in de schulden. Maar is dan de vraag: kan je zo wel een
economie
opbouwen. Want mensen zullen toch wel minder makkelijk geld gaan
uitlenen.
Inderdaad. Je krijgt dus een economie waarin het wat lastiger is om
geld te
lenen. Kortom een economie zonder grote financiële sector. Of voor de
marxisten
onder u: een economie zonder grote kapitaalsaccumulatie. Wat je dus in
Nederland hebt, dat het geld dat in de bankensector omgaat veel groter
is dan
het bruto nationaal product. Zo’n grote bankensector dat als een grote
bank in
de problemen komt, hij niet failliet mag gaan. Of wat je in IJsland
had: een
kolossale financiële sector, die het hele land in een dikke crisis
sleepte, dat
kan in Israël niet.) Jezus gaat nog
weer een stap verder. En een stap dieper. Jezus is geen wetgever, hij
is niet
iemand die de economie wil reguleren. Maar hij staat er bij stil wat
het met
iemand doet om rijk te zijn. Wie een redelijk inkomen heeft weet niet wat het is om arm te zijn. Ik bracht mijn dochter een keer naar zwemles bracht en raakte met een moeder in gesprek. Ik vertelde op een gegeven moment dat onze dochter zoveel plezier in muziekles had en zei tegen haar: zou dat ook niet iets voor jouw dochter zijn? Ze verschoot van kleur, stamelde iets en het gesprek was meteen afgelopen. Pas de volgende dag schoot me te binnen: maar daar heeft ze helemaal geen geld voor. Dat geld was er niet. En ik ging daar aan voorbij. Het was geen slechtheid van mezelf, maar het was wel: je niet realiseren hoe een ander leeft, voor welke beslissingen iemand staat . Niet weten hoe kostbaar het is dat ik wel rond kan komen. En hoeveel mensen lukt het niet. Rijkdom levert je blindheid op. Toch denk ik
dat we die rijke man een beetje zielig vinden. Hij doet zo zijn best en
dan
vraagt Jezus zoiets moeilijks van hem. En bij het preken van deze tekst
ben ik
altijd ook een bang dat er mensen opstaan in de kerk die zeggen: ik ga
ook al
mijn geld weggeven. Want wat voor verantwoordelijkheid laat ik niet op
mijn
schouders door zoiets te preken, waar stort ik mensen niet in. Dan voel
ik met
verantwoordelijk voor een avontuur dat ik niet kan overzien. Ik durf niet
te preken dat u u geld moet weggeven. Ik durf wel te laten zien hoeveel
het
soms uitmaakt als mensen het ook daadwerkelijk doen. In de Katholieke
kerk zijn
er kloosterordes waarbij de mensen een gelofte van armoede afleggen. Ze
geven
wat ze hebben weg. En als deze mensen naar een land in Zuid Amerika
werden
gezonden, dan kwamen ze daar niet alleen goede dingen doen, maar ze
woonden ook
te midden van de mensen. In ongeveer dezelfde huizen, met dezelfde
voorzieningen. Wat is dat mooi voor mensen, dat er ook mensen zijn die
hun
leven echt willen delen. En niet alleen maar komen helpen. Geholpen
worden is prettig,
maar dat je leven daarbij ook gedeeld wordt is nog een stuk mooier.
Natuurlijk
is het mooi als mensen eten ontvangen of geholpen worden met schoon
drinkwater.
Maar wat is het mooier als iemand ook jouw lot zich aantrekt. Naast je
staat. En als je
zoiets doet, levert het ook je ziel iets op. Het leert je moeilijkheden
op te
lossen of uit te houden in plaats van af te kopen. Het leert je zicht
te houden
op de dingen die God belangrijk vindt. Je ogen worden niet vertroebeld
door de
zorgen over je bezit. Je hoeft niet mee te leven met
aandelenkoersen of de wederwaardigheden van
de BV Nederland. Je bent een vrij mens. Hoofddorp De
Lichtkring 14 oktober
2018 |