tranen
Naar Homepage

Naar Preekarchief

Naar Weblog
zaaier van GoghHet is aan het einde van de herfst. In Israël is dat de tijd dat er gezaaid wordt. Een boer loopt naar zijn schuur en kijkt naar zijn voorraad graan. Het is niet veel meer. De hele zomer heeft zijn gezin er van gegeten, maar dit is het deel dat hij apart heeft gelegd, om nu opnieuw te gaan zaaien. Hij doet het zaaigoed in zijn buideltas en loopt naar zijn akker. Bij elke hand zaad die hij uitstrooit over de akker denkt hij aan het brood dat daar niet van gebakken kan worden. Hij weet dat er weinig over is voor zijn gezin om de winter door te komen. Hij weet dat hij en zijn mensen honger zullen lijden in de tijd die komen gaat. En toch strooit hij het zaad uit. Het is een offer waarvan pas over een half jaar zal blijken of het vrucht zal dragen. Want misschien blijft het wel droog, en verdort alles op de akker of eten de vogels het op of...Het gaat niet automatisch goed.

Veel van het zaad gaat verloren. Het wordt verstikt door dorens, het valt op de weg. Veel van het zaad dat een mens zaait komt niet op, is vergeefs, vruchteloos. Veel van wat je onderneemt leidt tot niets. De moeite die je doet om je winkel op te bouwen, maar na zes jaar hard zwoegen zie je dat het nooit iets zal worden. Zoveel dingen waar je je hoop op gevestigd had: een nieuwe baan, nu gaat het goed dacht je,maar het bracht je stress en de ziekte wet. Een huwelijk waar je zoveel van verwacht had en waar je zo veel voor gegeven hebt, een kind dat op een dag zomaar naar Eindhoven verhuist en een keer per jaar uit zichzelf opbelt.

De man op de akker zaait. Hij beseft wat het hem kost. Hij realiseert zich dat veel van zijn arbeid tevergeefs is en de tranen stromen hem over het gezicht.

Huilen is meestal niets voor mannen. Kiezen op elkaar, doorgaan, doorbuffelen. De boer, (hij huilde voort, nee dat zeggen we niet:) hij ploegde voort. Dat is de manier waarop wij meestal met problemen omgaan en vaak is dat ook helemaal niet verkeerd. Maar het mooie van de tranen van de man uit de psalm is dat je door zijn tranen zijn kwetsbaarheid beseft. Het is vast een stoere vent, maar hij beseft met iets bezig te zijn, waar op allerlei manieren mislukking ingebakken zit. En dat stoere doorploegen, vaak is het nodig, maar het kan een dekmantel zijn van botheidhuilende man en hardheid of misschien meer: niet willen voelen hoe onzeker je eigenlijk bent over de hele onderneming en hoe weinig vertrouwen je er eigenlijk in hebt. De tranen halen je uit je emotionele evenwicht en doen je beseffen hoe kwetsbaar je onderneming is en hoe kwetsbaar jijzelf bent. Je tranen geven lucht, opluchting, ruimte voor iets anders. Ze breken plotseling bij je door en openen je hart.

Vandaag is het biddag en we bidden dat er vruchten komen op het land en vruchten in ons leven. We bidden dat God ons weghaalt uit de onvruchtbaarheid van grote delen van ons leven.

Zoals een woestijn plotseling kan gaan bloeien als er regen valt. Jarenlang zijn de wadi’s en de beken droog en plotseling worden ze gevuld en stromen ze met donderend geraas door het land. Of misschien ook geleidelijker, zoals het jonge groen te voorschijn komt. Boven de grond uitkijkt en dan verder niet te houden is.

Dit is het eerste wat Jezus daarover zegt. Hij zegt: blijf zaaien. Ook al is een deel van je zaad tevergeefs gezaaid. Ja, het is zo dat een deel van het zaad verstikt wordt, en dat een deel wordt opgegeten door de vogels. Zo is een mensenleven, ontzettend veel, vaak het merendeel van wat je onderneemt breekt je bij de handen af of je ziet na korte tijd dat het niets wordt. Maar blijf zaaien. Blijf zaaien omdat dat het is wat een mens te doen staat. Een joodse wijze heeft ooit gezegd: het is aan een mens om te zaaien, maar te oogsten is aan God. Je hebt het niet in eigen hand of wat je zaait ook opkomt. Ja, soms zou je het wel uit de grond willen rukken of liefkozend toe willen spreken. Kom, maar te voorschijn, kleine graantjes, maar het helpt je niet. Je hebt de resultaten van je leven niet in eigen hand. Maar God geeft het en daarom bidden we er vandaag ook om.

Maar Jezus zegt ook: kijk naar mijn leven. Ook ik ga de weg van het zaad. Ik sterf. Jezus sterft zoals ook het zaad in de aarde sterft. Jezus gaat ook naar de donkerte van de aarde, naar de dood, naar de nacht van de winter. En bij zijn kruis staat Maria en ze huilt en huilt. Ook ik word onder tranen gezaaid, zegt hij.

God is niet een God van de hoogtepunten van een leven van een mens. God is niet een God van hoera, het gaat goed. God is de God van de winter, hij is de God van het vallen en van het breken.

Dat is de ervaring geweest van Israël in de ballingschap. Ze waren weggerukt uit hun eigen stad, en moesten het maar zien te rooien in het verre Babylon. En daar hadden ze de vreemde en verbijsterende ervaring dat daar in dat verre land God hen meer nabij was dan hij ooit geweest was. Daar waren ze veel meer over God gaan nadenken. Hadden ze veel meer beseft wat er in een mensenleven op het spel staat, veel meer dan in de tijd dat ze gewoon doorleefde in hun leven van alledag in de stad Jeruzalem. Zoals je, als je ziek bent, veel beter beseft wat de kostbaarheid is van gezondheid is, dan wanneer alles goed gaat.

En toen was die dag gekomen. De dag dat ze terugmochten. Dat de stroom van ballingen de stad Jeruzalem binnenliep en zichzelf flink in de armen moesten knijpen: het is toch geen droom. Maar het was geen droom: God had een keer gebracht in hun lot. Hun gevangenschap was ten einde. Ze waren weer thuis.

Dat is ons gebed vandaag. Dat God ons vruchten mag geven voor ons leven. Voor het werk van onze handen, voor het zaad dat we zaaien. Vrucht op het land, in de samenleving. En zeker ook in ons eigen leven. Dat God een keer brengt in de moeilijkheden van ons leven en dat zal blijken dat alle moeilijke tijden niet vergeefs geweest zijn. Of misschien moet ik het anders zeggen: dat zal blijken dat we in de moeilijke tijden veel meer God gevonden hebben en dat hij veel vruchtbaarder bij ons geweest is dan we ooit hadden kunnen vermoeden.

Want het zaad dat in de donkerte van de aarde verdwijnt draagt vrucht. Dertigvoud, zestigvoud, hondervoud. Het draagt vrucht, het wordt opgewekt tot een oogst, zoals God Christus opwekte, het geeft overvloed. Het geeft een grote oogst. Amen.

Psalm 126 en Marcus 4:1-9 Heerenveen Biddag 2009

Artikel voor Postille 2007-2008

Viering van het heilig Avondmaal

Schriflezing: Ps. 126

Exegese

Belangrijk voor de interpretatie van Psalm 126 is de vertaling van het werkwoord terugkeren (shwb) in vers 1 en 4 en vooral van shjbt/shwbt in vers 1 en 4. Er zijn in de exegesegeschiedenis twee interpretatievarianten. Het woord shjbt uit vers 1 wordt door Stv en NBG gelezen als shwbt en geïnterpreteerd als gevangenschap en vertaald met “de gevangenen”. Recente commentaren kiezen voor de betekenis ‘lot’ op grond van een Aramese inscriptie uit de 8e eeuw waarin het woord duidelijk ‘lot’ betekent. Ook de NBV maakt deze keuze. Dat heeft gevolgen voor de datering en de Sitz im Leben van de psalm. Het maakt het  mogelijk dat de psalm niet zinspeelt op de ballingschap en misschien zelfs wel voor de ballingschap ontstaan is.

Ik ga niet mee in dit tegenover elkaar stellen van ‘gevangenschap’ en ‘lot’. De betekenisvelden ‘lot’ en ‘gevangenschap’ liggen vrij dicht bij elkaar liggen in de geschiedenis van Israël. De ballingschap was daar ‘het grote lot’. De grote ommekeer in het lot van Israël in historische tijden is de verlossing uit de ballingschap. In Deut. 30:3 vallen beide betekenissen ook samen (vgl. ook Ps. 68:19). Op deze wijze zou shbjt in vers 1 een referentie kunnen zijn aan de terugkeer van de ballingen. Voor de betekenis van dit woord in vers 4 openen zich dan verschillende mogelijkheden. Het zou nu opnieuw ‘gevangenschap’ kunnen betekenen. In de psalm zou dan het verlangen naar Jeruzalem worden uitgesproken van een joodse diaspora-gemeente of van pelgrims onderweg naar Jeruzalem. Het opschrift van de psalm spreekt tenslotte van een pelgrimslied. Maar het is ook goed mogelijk dat shbjt de tweede keer meer overhelt naar de betekenis van ‘lot’ in het algemeen. De psalm speelt dan een spel met het hele betekenisveld van het woord: zoals u vroeger de gevangenen terugbracht, keer zo ook nu ons lot.

Het woordenboek Koehler-Baumgartner geeft voor shbwt ook de mogelijkheid: gevangenschap vanwege (financiële) schulden. Ballingschap en schuld zijn in de exilische theologie met elkaar verbonden.

Een lach van geluk doortrekt elke Israëliet. In een parallellisme membrorum wordt vervolgens gezegd: en onze tong brak uit in gejuich. Dit parallisme membrorum heeft naast de technisch poëtische ook een inhoudelijke kant: het laat zien dat het gevoel van eigen vreugde, verbonden wordt met een loflied aan God.
Niet alleen Israël looft God, maar ook de volkeren. Het is een bekend beeld in het Oude Testament dat de volkeren van de wereld toeschouwer zijn bij het toneel van de geschiedenis tussen God en zijn volk. Het applaus van de volkeren dat hier weerklinkt zou je een voorstadium kunnen noemen van de eschatologische verwachtingen dat eens de volkeren naar de berg Sion komen om daar God te aanbidden (Jesaja 25:6,7) en van het NT-zendingsbevel.

In het tweede deel van de psalm wordt beeld aan beeld geregen om de overgang tussen het huidige harde lot en Gods redding aan te geven. Er bestaan daarbij zowel sterke associatieve verbanden op beeldnivo, als inhoudelijke verbanden.
Het eerste beeld is het beeld van een woestijn waarin door overvloedige regenval de wadi’s, de meestal droge beekbeddingen, gevuld worden. Dat is een plotselinge en dramatische gebeurtenis: in de dorre woestijn komt plotseling overvloedig water. Maar de associatie is ook: water is in de woestijn een levengevende kracht - de associatie tussen regen en zegen is er in Israël sowieso  -  en wanneer de wadi’s zich vullen gaat de woestijn bloeien. Hosea verbindt het beeld van de regen die de aarde drenkt met de opstanding uit de doden (Hosea 6:1-3, vgl. ook Jesaja 26:19).

Het beeld van de woestijn die tot bloei komt, leidt tot de associatie met het proces van het zaaien en oogsten. Het harde lot en de zoutheid van de woestijn leiden tot het beeld van de tranen, die gestort worden bij het zaaien. Weinig boeren zullen huilend zaaien. Je moet daarbij vooral denken aan het op het eerste oog vergeefse van het zaaien. Je weet niet of het vrucht zal dragen, toch offer je een deel van de oogst van vorig jaar en van je eigen arbeidskracht er aan op. Zaaien voor de oogst en lijden zijn verbonden met elkaar. Deze verbinding van lijden aan oogst zal uiteindelijk een belangrijke bouwsteen worden van de spiritualiteit van Jezus. Niet alleen in de het beeld van de graankorrel die moet sterven voor de oogst (Joh. 12:24) maar ook in zijn benadrukking van de vruchtbaarheid van het lijden: gelukkig de armen, gelukkig wie vervolgd worden, keer de andere wang toe, zegen wie jou vervolgt. In zijn vrijwillige gang naar het kruis trekt Jezus de consequentie uit deze spiritualiteit.

In vers zes wordt het beeld van de oogst voortgezet. Lag in vers vijf het accent op de overgang tussen tranen en gejuich, in vers zes worden het wenen en het gejuich verbonden met het groeiproces tussen zaad en volle schoven. Zo ontstaat het beeld dat de bittere tranen het water zijn dat het zaad tot leven brengt. In de verkondiging laat dat zich christologisch uitwerken.

Op het einde van de psalm is er in vers 5 en 6, opnieuw sprake van gejuich, net als in vers 2. Daarmee is een verbinding op woordniveau aangebracht tussen het eerste deel van de psalm en het tweede deel van de psalm. Tegelijk is dat natuurlijk een verbinding op inhoudelijk niveau: God heeft opnieuw een keer in het lot gebracht en Israël reageert daar opnieuw op met de lof Gods.

Verkondiging

De ballingschap in Babylon.is de grote, insnijdende ervaring geweest in de OT-geschiedenis van Israël. Een deel van het volk werd weggevoerd werd om in een vreemde stad te gaan leven. Ballingschap is door Israël ook ervaren als een afgesneden zijn van God. God was altijd gedankt voor al zijn goede gaven. Voorspoed en nageslacht waren ervaren als beloningen en zegeningen van God. Maar nu waren vele kinderen vermoord en land en tempel waren leeggeroofd.
Een vrouw vertelt: "Toen mijn man was overleden heeft het lang geduurd voordat ik weer echt kon bidden, voordat ik het idee had, dit is zinvol, er luistert ook iemand naar me"

Een groep joodse mannen en vrouwen komt Jeruzalem binnenlopen. Als ze dan door de straten lopen kunnen ze bijna niet geloven dat het waar is: het is toch geen droom? Een explosie van gedachten en nieuwe hoop vindt plaats:  misschien wordt de tempel herbouwd en wie weet wat allemaal nog meer gebeuren kan.
Alsof het een droom is: die eerste keer dat een man na een periode van lange ziekte weer buiten loopt. Hij is nog wankel op zijn voeten, moet nog wennen aan de nieuwe realiteit, maar toch hij staat er en wat kan er nog meer in zijn leven komen.

De bevrijding uit de ballingschap is ervaren als een daad van vergeving. God scheldt de schulden van het voorgeslacht kwijt en maakt een nieuw leven mogelijk (Jesaja 40). Daarom de bede: keer ook nu ons lot, bevrijdt ook ons uit onze gevangenschap. Dat kan een letterlijke gevangenschap zijn in de diaspora, maar ook een verstriktheid in zonde en schuld. Keer ons lot: laat ons opnieuw tot leven komen, zoals vroeger.

Je kan heimwee hebben naar dat verleden. Een vrouw kan terugverlangen naar de mooie start van haar huwelijk. Israël kan heimwee hebben naar het prachtige moment dat de ballingen terugkwamen. Dat is ook een goede heimwee. Het is het verlangen dat God opnieuw je leven vruchtbaar maakt, zoals de woestijn door de winterregen tot bloei kan komen.

Maar de psalm geeft meer dan het verlangen naar herhaling. Uit de ballingschap is ook een andere les getrokken. God is er niet alleen op de momenten van grote vreugde. Niet de zegen en de voorspoed zijn de periodes van de nabijheid van God. God heeft met ons en aan ons gewerkt in de periode van beproeving. Aan het begin van de winter zaait een boer onder tranen. Hij geeft zaad weg van de oogst en denkt aan de onzekerheid van de toekomst.

Huilen is een vruchtbaar moment. Je raakt uit je emotionele stabiliteit die misschien niets anders dan hardheid was. Huilen is een teken van kwetsbaarheid. Huilen maakt ruimte voor iets nieuws. Maria huilt bij het graf van Jezus (Joh. 20:11). 

Jezus is als het zaad dat sterft in de akker. Onder tranen wordt hij gezaaid, want zijn dood is wreed en pijnlijk. Hij zal naar de nacht van de winter, de donkerte van de aarde, gaan. Maar hij zal veel vrucht voortbrengen.
Daarom laat hij het brood zien aan zijn leerlingen: dit is mijn lichaam. Hij doet voor hoe het wordt gebroken en hij deelt het uit. Dit brood voedt ons met Christus en laat Christus in ons aanwezig zijn. Het is de lijdende Christus die ons versterkt en voedt. Het is het verlies dat ons brengt bij God, meer dan de voorspoed en de zichtbare zegen. Het sluit aan bij wat Jezus leerde: in je armoede en in je je niet willen laten gelden ben je God nabij. Juist verlies laat ons openstaan voor God. Zo wordt ons leven vruchtbaar.

Liturgische aanwijzingen: GvL ps. 126-I

Geraadpleegde literatuur: F.-W. Marquardt, Was dürfen wir hoffen, wenn wir hoffen dürften? Eine Eschatologie Band 3, 158-161, Gütersloh 1996