De wijngaard
Naar
Homepage


Naar Weblog

Naar
Preekarchief


Mattheus 21:36-46 en Jesaja 5:1-7 

In alle lezingen van vanochtend en ook in de psalm die we zongen, Psalm 80, gaat het over de wijngaard. Kijk eens met hoeveel zorg die wijngaard is aangelegd: een vruchtbare helling is uitgezocht, de grond omgespit, de stenen er uit gehaald, een edele druivensoort geplant, een wachttoren tegen dieren en rovers en alvast een perskuip voor de oogst. 

De psalm, Jesaja en ook Jezus vertellen alle drie een verhaal over die wijngaard. De verhalen verwijzen naar elkaar, veronderstellen deels elkaar, maar ze zijn ook alle drie net anders.

Het oudste verhaal komt uit de Psalm. Het is een gebed in nood. Het vertelt dat de wijnstokken van de wijngaard ooit uit Egypte werden uitgegraven en in het land Israël werden geplant. Maar nu is zijn omheining gesloopt, het wordt van buiten aangevallen en wilde zwijnen wroeten de wijngaard om. Het is een treffend beeld van de vreselijke terroristische aanvallen op Israël van eergisteren. De omheiningen doorbroken en mensen vermoord en gegijzeld. De psalm is een gebed tot God om hulp. En ik bid graag mee. En natuurlijk, het is onderdeel van een lang conflict waar van alles over te zeggen of te zwijgen valt, maar nu geldt: dit is barbaars en vreselijk. En straks zullen we ook bidden voor de slachtoffers en voor de gijzelaars en hun familie met de

Bij Jesaja hetzelfde verhaal over een wijngaard, maar hier wordt de wijngaard niet van buiten af aan laf aangevallen, maar de oogst van de wijngaard mislukt door wat er van binnenuit gebeurt. De wijngaard brengt niet op, waar God hem voor heeft geplant.

Ik zie onze kerken ook als Gods wijngaard. Een plek waar mensen tot bloei zouden moeten komen, een plek waar God een goede oogst zou kunnen verwachten. Maar speciaal in de Katholieke kerk is daar het een en ander mis gegaan. Er is gebleken dat daar talloze kinderen en volwassenen misbruikt zijn.

Het begon met meldingen in Canada, de Verenigde Staten en Ierland. Later bleek dat in vrijwel alle landen er misbruik is geweest. In Nederland is het vooral voorgekomen in Katholieke internaten en weeshuizen – instellingen waarin kinderen alleen en machteloos waren. Een aantal jaren geleden onderzocht een commissie onder leiding van oud-minister Deetman dat.

Later zijn ook de niet-katholieke internaten en instellingen door een andere commissie onderzocht. Daar bleek het misbruik even groot of zelfs erger te zijn. Toch is dat niet wat is blijven hangen bij u en mij, bij misbruik denken we aan de Katholieke kerk. En dat komt omdat bij ons en ook bij mensen buiten de kerk de schok daarover groter is: een kerk zou iets heiligs moeten zijn. Een goede plek. Het zou zo’n mooie wijngaard moeten zijn, Gods wijngaard: aangeplant, met zorg opgekweekt. En dan zijn de druiven zuur, meer dan zuur: giftig.

Als Protestantse kerk zijn we bij alle schandalen wat in de luwte gebleven. Maar ook bij ons is het voorgekomen, zij het niet op die groot schaal, maar toch: populaire jeugdleiders, ouderlingen, predikanten die in de sfeer van de vertrouwelijkheid van een pastorale relatie de situatie misbruikten.

Ik heb in mijn vorige gemeente meegemaakt dat kerkenraadsleden en andere vooraanstaande gemeenteleden in vergaderingen en bijeenkomsten grove seksueel getinte opmerkingen maakten. En als ik ze daar op aansprak werden ze heel boos: ‘dat moest toch kunnen, dat was toch maar een grapje, daar moet je toch tegen kunnen’. Ze hadden niet door hoe intimiderend dit soort opmerkingen waren – je ontneemt mensen ruimte om zich vrij te voelen, je moet voortdurend op je hoede zijn – o, van die man kan ik wat verwachten.

De wijngaard blijkt een bos vol dorens te zijn. En dat is nog maar de ene helft van het schandaal, de andere helft van het schandaal is dat de priesters die het deden er mee weg kwamen, dat hun oversten en bisschoppen het misbruik toedekten en niet meer deden dan de betrokken priester overplaatsen. Daarom is het zo belangrijk dat er in de kerk een vanzelfsprekende sfeer van veiligheid is.

De gelijkenis die Jezus vertelt is het derde verhaal. Nu gaat het goed met de wijngaard: hij heeft een wachttoren, een stevige omheining, een perskuip, mooie wijnstokken en een goede oogst. Niet de wijngaard is hier het probleem, maar de pachters, de mensen die de wijngaard in beheer hebben.

Ik zie het als een beeld van onze samenleving. God heeft daar ooit een prachtige wijngaard aangelegd. Een kerk, een christelijke cultuur. Maar de pachters willen van hem af. Ze willen liever zelf de baas zijn. De wijngaard die ze in beheer hebben gekregen willen ze onder eigen firmanaam voortzetten. Het is het beeld van een samenleving die niet meer van God wil weten. Die denkt het beter zelf te kunnen klaren. Die man is ver weg, we zien hem nooit, wij moeten al het werk doen, nu ja, u kunt het zelf allemaal invullen. En de knechten die de landheer stuurt worden geïntimideerd of doodgeslagen. Want dat is het eerste wat gebeurt in de nieuwe orde: die is gebaseerd op geweld. Geweld dat duidelijk moet maken wie de baas is.

Ik preek hier vaak over onze plek als kerk in een niet meer christelijke samenleving. Dat wij als kerk die plek moeten aanvaarden. Geen heimwee naar vroeger moeten hebben. En dat vind ik ook en dat preek ik zo volgende week weer. Maar de angst slaat me soms ook om het hart. Om een samenleving zonder God. Om een samenleving die denkt het zelf wel te kunnen, denkt dat de aarde van haar is en dat je daar alles mee kan doen. Een wereld dat het geweld tot grote hoogte opvoert om de vruchten te kunnen hebben. In Israël, in Oekraïne en op zoveel plaatsen.

Dan stuurt de landheer zijn eigen zoon. En dan gebeurt er nog iets anders. Het gekke is: daar raken de pachters veel meer van slag van dan van al die dienaren. Er ontbrandt diep in hen een emotie van haat, die ik alleen maar kan verklaren doordat ze eigenlijk ontzettend jaloers op die zoon zijn.

De zoon is de erfge­naam, hij wordt later de eigenaar van de wijngaard en zij niet. Maar wat misschien nog wel het ergste is. De zoon heeft een vader die van hem houdt. Wat zou jij dat graag willen zijn en wat zou je daar niet voor willen doen om de favoriete dochter of zoon van je vader te zijn. Maar de pachters zijn dat niet en ze zullen het nooit worden. Pijnlijk is dat. Om te zien dat je niet de favoriete dochter of zoon van je vader bent. En wat je ook doet, hoe goed je je best ook doet op school, hoe lief je ook bent het helpt niet, die ereplaats in de familie krijg je niet.

De christelijke kerk, de Islam en zijn eeuwenlang jaloers geweest op het Joodse volk, omdat dat de eerste en de oudste zoon van de Vader was. En toen mensen de kerk uitliepen en niet meer geloofden, stopte die jaloezie niet, maar werd alleen maar erger. Die zoon bleef een herinnering aan hun eigen Heer, die hen roept de wijngaard goed te beheren. Rechtvaardig en met respect voor de schepping. En het liefst zouden mensen niet meer horen over die zoon. Wegdoen, hem als ouderwets aan de kant schuiven, hem zijn land ontnemen. Hem doodslaan.

Onze troost bij al het geweld, is dat God de gedode zoon als hoeksteen van zijn nieuwe wereld neemt. De steen die door de tempelbouwers een plaats was ontzegd wordt tot hoeksteen door God zelf gelegd. God neemt de dode zoon en maakt hem tot hoeksteen van een tijd waarin de wereld als een wijngaard wordt beheerd: verzorgd, rechtvaardig, in vrede en goed beschermd tegen wilde dieren. Hij neemt Jezus, de man van vrede, die, net als de man in de gelijkenis werd doodgeslagen, tot hoeksteen van een nieuwe wereld.

De komende week zullen we nog veel beelden van ellende en geweld over ons uitgestort krijgen. En ze maken dat je van de ene naar de andere kant geslingerd wordt in allerlei woede en wraakemoties. Maar laat daar niet onze focus liggen. Onze focus ligt op het gebed om de komst van het koninkrijk, om de komst van die goede wijngaard, waar we nu al de wijn van drinken. Amen.