|
|
Naar Homepage Naar Archief Naar Weblog |
Als
antwoord op deze crisis ging een deel van de
Romantiek op zoek naar eenvoud en natuurlijkheid, in de slipstream van
Rousseau.
De taal moest weg uit de ‘onnatuurlijke’ traditie van de Latijnse
zinsbouw en
de klassieke retorica. Ze moest zich richten op het gesproken woord en
op de
volkstaal, waarmee overigens niet de dialecten werden bedoeld maar de
omgangstaal van de burgerij. Multatuli
en De Genestet gaven in de 19e
eeuw in Nederland het voorbeeld van dit ‘natuurlijke’ Nederlands. In
het kielzog
van dit romantische gebaar won een veel plattere visie op taal het
veld,
waarbij taal gereduceerd werd tot een technische aangelegenheid.
Multatuli laat
in zijn figuur van Batavus Droogstoppel – die literatuur en gedichten
maar
onzin vindt – die kant van de taalrevolutie zien. Bij Droogstoppel mag
taal
alleen een één-op-één-relatie met de werkelijkheid hebben. Nieuwe
Vertaling (1951) Het
verlangen naar eenvoudige taal heeft invloed gehad op de ideeën over de taal van de
bijbelvertaling. Het
Nederlands van de Statenvertaling was bij het verschijnen van de
Statenvertaling in 1637 al een verouderd Nederlands. In navolging van
de
Vulgaat kende ze veel Graecismen en Hebraïsmen. Toch was die verouderde
en soms
misschien wat wonderlijke taal 250 jaar lang niet zo storend dat er een
breed
gedragen nieuwe vertaling op de markt kwam. Pas rond 1870 werd er in de
Hervormde synode opnieuw over een bijbelvertaling gesproken. Niet
toevallig was
dat een 10 jaar na het verschijnen van de Max Havelaar en het laatste
werk van
De Genestet. Het duurde door allerlei kerkpolitieke ontwikkelingen nog
tot 1951
voordat er een breed gedragen nieuwe vertaling lag. Het
taalgebruik van deze Nieuwe Vertaling (1951) kon je echter nauwelijks
‘nieuw’
noemen. De vertalingen waren dan ook grotendeels in de jaren twintig en
dertig
gemaakt door hoogleraren die in de 19e eeuw
waren opgegroeid. Ook
wilde men een te grote breuk met de Statenvertaling voorkomen. Als
project van
taalvernieuwing was de Nieuwe Vertaling nauwelijks gelukt, terwijl het
verlangen naar een bijbelvertaling in eenvoudigere taal bleef. Al
vrij snel na het verschijnen van de Nieuwe Vertaling ging het
Nederlands Bijbelgenootschap
dan ook op zoek naar een eenvoudigere bijbelvertaling. Een
inspiratiebron
daarbij was de Basic English Bible waarin niet meer dan 850
verschillende
woorden waren gebruikt. Eerst
vertaalde
men afzonderlijke Bijbelboeken in de reeks ‘boek voor boek‘ en in 1972
volgde
de vertaling ‘Groot Nieuws voor U’ (NT), een vertaling die gericht was
op
buitenkerkelijken, die de taal van de bijbel niet zouden kunnen
begrijpen. Deze
vertaling werd een onverwacht groot succes….binnen de kerken. Veel
mensen buiten
de kerken werden er niet bereikt, maar binnen de kerken was de
vertaling een
onverwacht groot succes. Soms tot op de kansel aan toe. Ook de
Startbijbel uit
1994 – een selectie uit de bijbel in eenvoudig Nederlands gericht op
kinderen
van 9-12 jaar - vond onverwacht een veel bredere lezerskring. De Bijbel
in
Gewone Taal (BGT) staat in deze traditie van een zoektocht naar een
bijbel in
eenvoudige taal, een bijbel met taal die duidelijk en eenvoudig is. Bijbel
in Gewone
Taal Om
dat doel te verwezenlijken zijn in de BGT niet meer dan 3800
verschillende
woorden gebruikt. Ter vergelijking: de NBV-vertaling bevat 11.000
woorden.
Onbekende woorden staan er niet in. Ook geen lange woorden of woorden
met een
lastige lettercombinatie (‘reëel’, ‘chaotisch’) zijn vermeden. Waar
beeldtaal
voor moeilijkheden kon zorgen is er zonder beeldtaal vertaald.
‘Verzamel voor
jezelf geen schatten op aarde’ (Matteüs 6:19a NBV) wordt in de BGT ‘Je
moet
niet proberen om rijk te worden op aarde’. Veel meer dan in andere
vertalingen
klinkt de uitleg mee in de vertaling. Vertaling en uitleg vloeien in
elkaar
over. Voor zover ik kan zien is er met grote kennis vertaald en
uitgelegd is.
Het maakt de BGT tot een intellectueel monument van (ver)taalkunde en
exegese. Ontvangst In
een aanzienlijk deel van theologisch Nederland werd de Groot
Nieuwsvertaling indertijd
weggehoond. Bij de BGT lijken nu ook de meeste theologen ‘om’ te gaan.
Het
overgrote deel van de reacties is positief tot zeer enthousiast. Dat is
intrigerend. Het
heeft zeker te maken met de kwaliteit van de vertaling: de
vertaalprincipes
zijn consequent doorgevoerd, de exegese is up-to-date en het Nederlands
heeft
een pakkende directheid. Misschien komt het door het idee dat in ieder
geval
bij mij had post gevat, dat deze vertaling speciaal bedoeld zou zijn
voor
laaggeletterden – een project waar je natuurlijk niet anders dan
sympathiek
tegenover kan staan. Maar NBG-medewerkers verzekerden mij dat de
vertaling van
het begin af aan bedoeld is geweest voor iedereen die een eenvoudige
vertaling
prettig vindt. De focus van het vertaalproject had alleen gelegen op
een minder
geletterde groep, omdat je daar als vertalers moeite voor moet doen. Een belangrijke oorzaak van
het succes van de
BGT is gelegen in het veranderde theologisch-culturele klimaat. In de
kerk heeft
het verlangen naar eenvoud zich nog meer dan elders in de samenleving
doorgezet.
Geconfronteerd met een cultuur waarin voor het christendom minder
plaats is en
geconfronteerd met massale kerkverlating gaat men op zoek naar een
‘gewoon’,
eenvoudig en ongecompliceerd geloof. ‘We kunnen niet alles meer
overdragen aan
een nieuwe generatie, laten we het eenvoudig houden en vooral geen
drempels
opwerpen.’ De hogere opleiding van de gelovigen versterkt paradoxaal
genoeg dat
verlangen naar eenvoud. Men wil niet verdrinken in de stortvloed van
tegenstrijdige theologische literatuur. De wereld van werk en nieuws is
al
ingewikkeld genoeg, op zondag moet het eenvoudig zijn. Een
bijbel in begrijpelijke taal geeft daarnaast een gevoel van emancipatie
en
ontvoogding. Je hebt geen predikant nodig die met zijn of haar - soms
dubieuze -
uitleg tussen jou en de tekst kruipt. Dat je zelf grote delen van de
Bijbel kan
begrijpen geeft ook een gevoel van geaccepteerd worden: de bijbel is
niet te
ingewikkeld voor mij. Er is voor mij ook ruimte in het verhaal van God. Vanzelfsprekend
is er ook het een en ander af te
dingen op de Bijbel in Gewone Taal. Ik doel daarbij niet in de eerste
plaats op
vertaalkeuzes waar deze of gene een andere mening over kan hebben.
Vertaalkeuzes – en dus ook ‘foutieve’ – zijn inherent aan het project.
Veel
meer heb ik moeite met het gebrek aan beeldrijke taal in bijvoorbeeld
de
Psalmen en bij de Profeten. Dat maakt niet alleen de taal van de bijbel
gewoon,
maar vervlakt ook de inhoud. Of het ontbreken van een woord als
‘genade’. Dat
wordt vertaald met een omschrijving als ‘God is goed’. Dat is
consequent, maar
geeft ook de grenzen van dit vertaalproject voor de kerk aan. De
kerk raakt
op deze manier haar eigen woorden en begrippen kwijt. Bijbelgebruik Bij
een keuze voor deze of gene vertaling hangt uiteindelijk alles hangt af
van de
context van het Bijbelgebruik. Voor het eigen bijbellezen thuis lijkt
me de
Bijbel in Gewone Taal prima geschikt. Je hebt dan een tekst waarbij
‘moeilijke
woorden’ geen belemmering vormen en waarbij je vaak ook de richting van
een uitleg
krijgt. De
nadelen van de BGT laten tegelijkertijd nog eens zien dat het vertalen
van de
Bijbel ook een zaak van de kerk is. De kerk moet een vertaling hebben
waarin haar
eigen begrippen spreken en waarin de vergezichten van het geloof ook
echte vergezichten
zijn. Ik geef aan zo’n vertaling de voorkeur voor gebruik in de
eredienst. Maar
nog belangrijker dan de precieze keuze voor een vertaling vind ik het
van
belang dat er dat er een zekere eerbied voor dit boek bestaat. In de
behandeling van de bijbel moet duidelijk zijn dat de eerbied die het
boek vanaf
de 18e eeuw in de algemene cultuur niet meer
heeft gekregen, wel
geldt voor de Bijbel. Het is Heilige Schrift. Wat dat betreft is de
omgang met
de bijbel in een Rooms-Katholieke eredienst nog zo gek niet. Daar wordt
de
bijbel plechtig binnengedragen, er wordt door de voorgangers gebogen
voor de
bijbel en de parochianen gaan staan als het evangelie gelezen wordt.
Het zijn
allemaal uitdrukkingen van respect voor dit boek. Coen Wessel Gepublicieerd in: In de Waagschaal, jaargang 49, nr.3, 7 maart 2020 Dit
is het eerste deel van een tweeluik over Bijbelvertalen. Een tweede
deel, over 'Bijbelvertalen en het verlangen naar het sublieme', waarin
ik o.a. in ga op de vertaalmethode van Martin Buber vindt u hier. |